141
Van liet dijkwezen alzoo niets meer te berigten vallende
kannen wij overgaan tot de vroegere en tegenwoordige wijze
van uitwatering. Veel valt te dien opzigte echter niet te be
rigten daar van de eerste wijze van uitloozing zeer weinig
bekend is. Alleen dit is gebleken dat het polderwater oud
tijds op het Oudeland werd afgevoerd. De sluis lag alstoen
vermoedelijk in den binnendijk tegenover den watergang langs
den Zuidhoek. In 1570 is met wederzijdsche goedvinding van
ingelanden uit de beide polders de uitwatering verlegdde bin-
nenduiker werd gedigten voor rekening van het Oudeland
eene nieuwe sluis gelegd in den Schenkeldijk tegenover den
Houwer of Spuiboezetn, die thans onder den naam van //Kleine-
kaai is bekend. Bij de verlegging der waterlossing werd
door de grondeigenaars van den Muijepolder bedongendat
wanneer de loozing door het op te houden spuiwater te zeer
zou worden belemmerd, door of van wege het Oudeland een
nieuw sluisje zou worden gelegd in den zeedijk langs het
Siut-Maartensdijksche gat. Werkelijk schijnt deze uitloozing
van den polder last van het op te houden spuiwater te hebben
ondervondenwant spoedig is de eerste zeesluis waarvan over
enkele jaren bij eene vergraving de fundering nog te voorschijn
kwam gedigt De nieuwe uitwateringsduiker is daarna gebouwd
ter plaatsewaar die nog wordt aangetroffen in den zeedijk
tusschen de dijkpalen 0 en 1. Hij heeft eene lengte van 17
meter en eene breedte of wijdte van 0,60 meter; zijne water-
keeringen bestaan uit eene klep en schuif, welke laatste door
een ijzeren windwerkje in beweging wordt gebragt. De dorpel
of bodem ligt 0,50 meter beneden het A. P.
Schoon administratief van de andere polders gescheiden, maakte
deze bedijking tot in 1718 deel uit van het waterschap Sint-
Maartensdijk. Daarna had zij haar eigen beheer, tot zij ein
delijk als calamiteuse polderook tegelijk onder het toezigt
van 's rijks waterstaat werd gesteld. In 1872 is de polder,
nadat bij besluit van ingelanden van het Oudeland eene vaste