150
sporing van voormalige toestandeu lean worden geraadpleegd.
Een stuk der verwoeste waterkeeringen langs den tegenwoordi-
gen grintweg of tegenover de oude Kamer, kan evenwel nog
duidelijk worden nagegaanen het is ditmet welks behulp
een gedeelte van het reeds zoo vroeg verongelukte eiland op
eene der kaarten is bepaald.
Yan den tijd en de wijze waarop de polders van het ver
dronken eilandje zijn bedijktis weinig of niets bekendook
van het aantal afzonderlijke bedijkingen daarin tot stand ge
komen vindt men schier niets bepaalds vermeld. Alleen ver
nemen wij dat in de 14e eeuw langs het land reeds weder
rijpe gorsen aanwezig warenwelke onder de namen van
//Hughewart" en //de Rote" bekend stonden. Zij lagen on
getwijfeld aan den noordkant van het landomdat het water,
hetwelk daar stroomde, te dien tijde ook wel 't //Jan-Hughe gat"
werd genoemden ten andereomdat de aanwas ook hier wel
in de strekking van het zuiden naar het noorden zal hebben
plaats gehad. Deze gorsen werden reeds in 1357 door graaf
Wiluem Y ter bedijking uitgegeven en hebben waarschijnlijk
wel dien polder opgeleverdvan wiens dijk nog overblijfselen
in het weiland langs de Wiel aanwezig zijn. Uit een octrooi
van Ai.bitecht van Beijeken van 1391 blijkt, dat destijds
ook een Oude- en een Middelland bestondterwijl uit de aan
wezigheid van het laatste ook volgtdat een Yoor- of Nieuw-
land moet hebben bestaan. In de 14e eeuw werden in het
oude Stavenisse alzoo niet minder dan drie afzonderlijke bedij
kingen aangetroffen en deze strekten zich in noordelijke rig-
ting tot onder de kust van Duiveland uit,
Het oude Stavenisse heeft in het bijzonder veel van de wa
teren te verduren gehad. Maar ook van de rampen die het land
hebben getroffen is weinig bekend. Met het oog op de lig
ging mogen wij het er evenwel voor houdendat het door
stormvloeden, als die van 1277 en 1288, waardoor schier ge
heel Zeeland leedook zeer zal zijn getroffen. Meer is ons
bekend nopens de uitwerking van den vloed van 1304 aan dit