151
land al de polders vloeiden daardoor onder en bij de beversching
die kort daarop volgde moest zelfs veel land worden buiten-
gedijkt. Het is ook waarschijnlijk, dat het ondergevloeide
Oudeland tot in 1391 onbedijkt is gebleven, want ware het
spoedig na dien stormvloed beverschtdan was volgens het
gebruik dier tijdengeeue vergunning tot herbedijking noodig
geweest. Nu echter voor het op nieuw inpolderen daarvan
octrooi is verleendkunnen wij het er gerust voor houden
dat die gronden, zij liet dan al niet van 1304 af, in elk
geval toch langen tijd met de zee hebben gemeen gelegen.
Dat dit eilandje ook hoofdzakelijk in de 15e eeuw zeer met den
aanval der wateren te worstelen hadblijkt daaruitdat het
in de grafelijke beden destijds slechts ten halven schote stond
aangeslagen en er in 1455 en vroeger, reeds belangrijke ver
gravingen hadden plaats gehad.
Vooral noodlottig voor Stavenisse was de vloed van 1509.
Niet alleen liep het eiland daardoor onder maar de tegenover
het westen gelegen dijken leden daardoor ook zulke schade
dat de bovenmate ontmoedigde ingelanden van eene herbedijkiug
afzagen. Het geheele landdoor de nijverheid zijner ingezete
nen geschapen bleef dus eene prooi der golven en de eertijds
zoo vruchtbare akkers, vormden tot in 1599 niets dan uitge
breide schorren en slijkenmet groote vlieten en kreken
doorsneden.
De oppervlakte der drie onder gevloeide polders was niet
uitgebreid boven de daarin gelegen uitslagen beliep hunne schot-
bare grootte 1608 gemeten. Door den vloed van 1304 is
zooals wij hierboven reeds opmerktenechter een aanzienlijk
gedeelte van het eiland buitengedijkten de oppervlakte daar
van was dus vroeger nog iets grooter
Omtrent het beheer valt weinig te vermelden. Alleen ver
nemen wij uit het meergemelde octrooi van 1391 tot herbe
dijking van het Oudelanddat aan Beüijnsïein van IIek-
l) Boxhorn op Reigersberg deel IIpag. 106.