155 van het water onttrokken. De polder hield daarna alleen aan den noordkant nog eenigen zeedijk over, maar ook juist daar had hij sinds lang met het geweld der stroomen te kampen. Door den stormvloed van 26 Januarij 1682 schijnen de zeeweringen van den polder veel geleden te hebben want be halve de zware dijkgeschotendie alstoen zijn opgebragtis ook nog een kapitaal van f 2000 onder verband der inge dijkte landen tot voorziening van ontstane schade opgeno men 1). Door de volgende stormvloeden, als die van 1715 en 1775 zijn echter geene groote nadeelen veroorzaakt. Eindelijk naderde ook hier de stroom de kustwaardoor in het begin van deze eeuw reeds een groot gedeelte der voorlig gende schorren was verdwenen en ten gevolge waarvan in 1832 ook belangrijke bezinkingen bleken noodzakelijk te zijn. Ook nu nog nadert het diep steeds den dijkterwijl de oever voort durend verlaagt. Slechts aan de einden van den polder worden nog eenige begroeide voorgronden aangetroffenin het midden dalen de slijken reeds tot 1,50 meter onder volzee en tegen over het meest verlaagde oevervak is de waterkeeringdie 1425 meter lang en gemiddeld tot 4,95 meter boven A. P. of tot 3,56 meter boven gewoon hoogwater reiktreeds met 4120 vierkante meter steenglooijing bekleed. Vóór de bedijking van den polder Stavenisse had deze dijk age eene zeesluis waardoor zij uitwaterde op de oude Kamer, Na de insluiting van dit water loosde de polder op Stavenisse uitterzelfder plaatsewaar thans nog de uitwateringsduiker wordt aangetroffen en waar vermoedelijk ook de zeesluis was gebouwd. Ingevolge een contractvan 29 Junij 1612 draagt de polder voor zijne suatie jaarlijks 69, 6 st. en 4 penn. of 69,56 tot onderhoud van sluizen en heulen aan de dijkage van Stavenisse bij 2). 1) Archief van den polder. 2) Ibid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 169