160
Achter om dezen val werd nu nog wel eene kade opgeworpen
van 1,50 meter boven gewoon hoogwater; doch met geen ander
doeldan om den binnendijks gelegen grond, dien men noo-
dig had tot verzwaring van den buitenberm van den nieuwen
dijknog eenigen tijd voor overstrooming te beveiligen. Het
voorbeloop van den inlaagdijk werd ondertusschen ook verbeterd
en op de meest aan golfslag bloot komende plaatsen met puin-
glooijing en op de minder ongunstig gelegen vakken met win-
terkrammat, voorzien. Op den 8 Januari) 1844 brak de voor
schreven kadetot tijdelijke afsluiting opgeworpen dooren
bespoelde de zee voor het eerst den nieuwen dijk.
Op den 3 October 1849 had wederom een groote val aan
de Westnol plaats; een betrekkelijk lang stuk dijk viel daar
door ook nu weder in de diepte wegen in I860 greep eene
bezetting van den geteisterden oever met vier zinkstukken plaats.
Steeds bleef de stroom nadeelig op de kust werken, want op
den 9 Augustus 1850 ontstonden aan de Oostnol en op 26
November 1860 aan den kop van de Westuol wederom vallen
van welke de laatste in 1861 met twee kraagstukken en eene
zware steenbestorting moest worden voorzien.
Sedert 1860 hebben vóór of aan dezen polder geene dijks-
vallen meer plaats gegrepenschoon het oevervak tusschen de
peiiraaijen XIII en XXY evenwel nog altijd in meer of min
hevige mate door den stroom bleef bedreigd. Ook de voorgron
den van de in 1844 aan de zee prijs gegeven inlaag, nemen
steeds afniettegenstaande deze met dammen die tot aan het
laagwater reiken zijn bezet.
He zeedijk, waarmede de polder wordt beschut, is 5170
meter langhij is tegenwoordig langs de Ooster-Schelde en het
Xeeten met steenglooijiug verdedigd. Aan het begin, waar nog
eenige schorren aanwezig zijn is nog geene voorziening noodig
het voorbeloop van den dijk langs de in 1656 gemaakte haven
heeft men eerst in den laatsten tijd met zeewerken voltooid.
De gemiddelde hoogte van den dijk bedraagt langs de Ooster-
Schelde en het Keeten 5,45 meter boven A. P. of 4,08 meter