166
kele jaren na hunne beversching beweid, en eerst dan bebouwd,
wanneer "de zilt" daaruit genoegzaam geweken was. Ook hier
had in 1656 en in den zomer van 1657 zoodanige beweiding
plaats gegrepen J).
Schoon grootendeels door den polder Stavenisse beschermd
is deze bedijking toch ook menigwerf door het geweld des wa
ters zwaar getroffen. Reeds in 1682 het jaar waarin alom
zoo veel nadeel aan dijken en dammen werd veroorzaaktont
stond ook aan hare waterkeering niet geringe schade en met
den stormvloed van 3 Maart 1715 braken hare dijken zelfs
door. Zware offers waren in het laatste geval noodig, om de
gronden weder aan het water te onttrekken doch de graaf
van Elodeoff heer van Stavenisse, droeg alleen 822 7
9 ff Vlaamsch voor de herbedijking bij 2).
Ook in 1808 is dit poldertjetengevolge van doorbraak
overstroomdde noordelijke zeedijk schoof aan de binnenzijde
over eene lengte van ruim vijftien roeden tot in de kruin af
en ook in den havendijk ontstond eene verzakking van omtrent
vier roeden lang. Bij deze overstrooming ging al het te velde
staande gewas verloren en het water stroomde zoozeer over den
Stoof- en Molendijk dat ook doorbraak van Stavenisse werd
gevreesd.
Later werd ook de oeverdie ter plaatse van den uitloop der
voormalige Kamer hoofdzakelijk uit drijfzand bestaatdoor den
stroom ten zeerste aangetastde breede rand slijken en gor-
sen in 1750 langs den noordkant nog aanwezig, was in het
begin dezer eeuw schier geheel verdwenen en in 1823 was het
daar langs gelegen dijkvak reeds dermate door vallen bedreigd
dat besloten werd een' inlaagdijk daar tegenover op te werpen.
De buitenkruin van dezen nog in dat jaar gedeeltelijk afge-
werkten dijk lag 250 meter binnen de buitenkruin van den
zeedijken zijne geheele lengte bedroeg 985 meter.
Schepenenboek van Stavenisse op het jaar 1674.
-) Ibid op het jaar 1715.