169 De Margarethapolder had eertijds zijne uitwatering op de havenzijne zeesluisdie voorzien was met eene kleplag tegenover het Oude gatof het in deze bedijking ingepolderde vak der Kamer. In den loop dezer eeuw is de sluis gedigt nadat in den Stoofdijk een houten duiker was gelegddoor welken thans de polder op de achtergelegen dijkage loost. Daar deze bedijking nu ook administratief met den polder Stavenisse is vereenigdwordt voor de uitwatering niets uit gekeerd. De polder had eertijds ook zijn eigen beheerdoch daar deze kleine dijkage op den duur niet in staat washare betrek kelijk lange zeewering in voldoenden staat te onderhouden besloten de Staten van dit gewest in 1777 den polder ad ministratief met de dijkage van Stavenisse te vereenigen. Bij de deswege genomen resolutie werd evenwel bepaalddat van de landen in den Margarethapolder steeds 3 per gemet meer aan dijkgeschot zou worden opgebragtdan van de gronden in den polder Stavenisse. Later schijnt deze bepaling te zijn ingetrokkenwant thans wordt in de "beide bedijkingen een gelijk geschot omgeslagen. In de grootte van den polder heeft veel verandering plaats gegrepen, want is aanvankelijk 146 gemeten lands ingepolderd, tegenwoordig komt voor de grootte veel minder voordoor gelegde inlaagdijken en door beroovingen binnendijkszijn be langrijke strooken aan de grootte onttrokken. In 1735 be vatte de dijkage nog 145 gemeten 396.roede; de tegenwoor dige oppervlakte binnen den noordelijken zeedijk en zijn ver lengde tot aan den Oosthavendijk bedraagt maar 40,0033 hec taren voegt men daar evenwel ook bij hetgeen nog buiten den inlaagdijk van 1849 ligtdan verkrijgt men voor de geheele schotbare grootte 43,1583 hectarenovereenkomende met nagenoeg 110 gemeten. Als poldereigendom komt voor 1,3488 hectare dijk, 3,1560 hectaren bouwland en 3,3457 hectaren vergraven grondhet bouwland is onder de laatst-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 185