12
veiligdook Poortvliet werd daardoor gebaatwant deze dijkage
was destijds maar door een in uitvoering zijnden ligten dijk van
Scherpenisse gescheiden. Dan ook op andere punten was de
aanval van het water groothetgeen bleek bij den Allerheili
genvloed van 1570 toen de dijkage op nieuw door eene vree-
selijke ramp werd getroffen. De wateren, dooreen geweldigen
storm opgezetdeden den dijk even beoosten de sluis be
zwijken waardoor ook aan het inwendige dezer dijkage belang
rijke schade ontstond. Tot het digten van den dijk waren
de zwaarste geschoten niet toereikend maar moest bovendien
nog een kapitaal van tusschen de 7 a 800 Vlaamsch wor
den opgenomen x). Hoogstwaarschijnlijk was dit de eerste
leening, die ten behoeve der watering werd gedaan, doch die
later door zoo menige andere is gevolgd.
Onder den druk van al de lasten die van tijd tot tijd
tot behoud dezer gronden werden geëischt, zag men den inscha-
renden oever door gestadige afneming in de diepte verdwij
nen; eene omstandigheid, die natuurlijk veel bijdroeg tot groo-
tere uitwerking' van den golfslag op de zeewering. Waren
de dijken in aanleg en hoogte niet terstond naar de veran
derde omstandigheden geregeld, de zwakke verdedigingswerken
in die dagen waren tegen de stormeu evenmin bestandzoo
dat niet zelden zeer groote verwoestingen werden aangerigt.
Onder andere was zulks het geval bij den stormvloed van 12
Januarij 1613 door welken de werken aan de waterkeering
zwaar werden beschadigd en waarbij het water overal zoo zeer
was over den dijk gevloeiddat deze over eene lengte van
1426^ Blooische roede moest worden verhoogd en verzwaard.
Welk eene verandering in veertig jaar tijds Vóór 1530
bezat de zeedijk nog een onbeduidend profilwaaraan schier
geene voorzieningen van eenige beteekenis noodig waren
thans daarentegen worden de waterkeeringen door de onstuimige
Archief van het ambacht Westkevke.