181
den voet des dijks moet zijn doorgedrongen geweest. Het oos
telijke dijkvak van het diep tot aan den binnen- doch nu bui
tendijk werd door ingelanden van den achter gelegen polder
behouden en is nog heden onder den naam van Groote nol
daarbij in onderhoud. Ook van het dorp dat na den vloed
van 1532 vermoedelijk nog ten deele is herbouwd, waren
destijds nog blijken voorhanden: stukken muurwerk, vloer
tegels en zelfs eene vont kwamen bij verrigte vergravin
gen te voorschijn en ook de strekking van den wegdie den
polder eertijds in bijna twee even groote stukken verdeelde
was nog zigtbaar.
Men vindt niet aangeteekendwanneer de polder voor de
laatste maal zoo deerlijk is getroffen hoogst waarschijnlijk heeft
dit plaats gehad bij den zoo geduchten Allerheiligenvloed van
1570 want spoedig nadat deze was voorgevallen, komen in de
rekeningen van Anna-Vosdijk bij herhaling posten voor, //voor
het maken van den nieuwen dijk waarmede ongetwijfeld werd
bedoeld het verbeteren van den bestaanden dijk van het ver
laten Moggershil. Deze oude waterkeeringdie eertijds met
hare vlakke zijde naar Siut-Annaland lag gekeerd en die sedert
de inpoldering van Anna-Vosdijk niet meer door de zee was
bespoeldmoestna het verongelukken van den polderwaar
voor hij was aangelegdeene gansche omzetting ondergaan en
van daar ook de vele uitgaven in de rekeningen van den aan-
grenzenden polder voorkomende.
Is de polder reeds in 1570 overstroomddan heeft hij bijna
eene eeuw met de zee gemeen gelegen, want eerst in 1660
had herbedijking plaats. Door deze lange 'oevloeijing waren de
gronden weder het eigendom van den ambachtsheer geworden
en deze had ze ook nu op nieuw ter inpoldering uitgegeven
aan een1 P. Adriaansen tegen een1 cijns of eene erfpacht van
f 3,15 per gemet.
Deze laatste inpoldering kwam tot stand door de opwerking
van den dijk die tegenwoordig nog wordt aangetroffen. Het
uitspringende gedeelte op het westelijke eind omvat ook nu