13
golven van een door den wind in beweging gebragten zee
boezem vreesselijk gebeukt en ondermijnt de stroom reeds
de kust.
De vooruitzigten voor de dijkage waren alzoo nu geenszins
gunstig. Zoowel door westelijke en zuidwestelijke stormen
als door de schuring van den stroomstond de polder zwaren
nood van het water te lijdenen men kon toen reeds nagaan
dat voortaan groote offers zouden noodig zijn om den eenmaal
alleen door inspanning verkregen grond te behouden.
Op den 23 Augustus 1621 ontstond in den ouden dijk,
tegenover de inlaagweder een groote valvoor welks voor
ziening een buitengewoon geschot van 1 Q 8 *1 Vlaamsch
per gemet werd vereischt. Sinds 1555 was de dijkage
welligt niet meer door dergelijk een ongeval getroffen geweest;
doch het diep was ondertusschen dermate den dijk genaderd
dat deze slag reeds lang was verwacht en zelfs meer dergelijke
ongevallen werden gevreesd. Op den 16 Februarij van het
volgende jaar werd de watering dan ook andermaal door dus
danige ramp geteisterd, tot heeling waarvan de voor dien tijd
zeker verbazend groote som van f 14,258 werd gevorderd
Door een op den 27 Januarij 1623 ontstanen val zonk de ge-
heele dijk over eene bepaalde lengte in de diepte wegde
Uitslag" vloeide uit en in, en de toestand der watering was
hoogst bedenkelijk. Ingelanden besloten nu den gebroken dijk
niet meer te heelen maar de beide bouten of nollen der door
braak te bezetten en den zeer verzakten //Slaperdijk" te ver-
hoogenvoor welk een en ander ook nu weder nagenoeg
f 15,000 moest worden besteed 2).
Was tot heden nog maar alleen het westelijke gedeelte dei-
watering door den stroom aangevallen ook op het oostelijke
eind begon de nadeelige werking van den vloed op den oever
zich nu te openbaren. Uit de in 1634 gedane peilingen toch
Bestedingboek der watering.
3) Bestedingboek der watering.