184
van de langs den Breeden vliet en de Winkelee opgekomen
aanwassen drooggevallen. Uitgebreide slijken waren nog on-
bedijkt geblevenmaar deze waren in vergelijk met de oudere
gronden ook niet spoedig rijp of ter ontginning geschikt. Bij
de bedijking van Moggershil waren de beide genoemde hoofd-
stroomen evenwel reeds aan het verzandenuithoofde waarvan
ook de daaraan verrezen schorren zoodanig in geschiktheid toe
namen dat zij reeds in 1475 door Vrouw Anna van Bouk-
gondxë ter bedijking konden worden uitgegeven. Zij strek
ten zich toen uit over de lengte van liet Keeten tot aan den
Pluimpot of tot langs den zeedijk van Poortvlieten over de
breedte liepen zij van de schorren van Gijsbeecht van Neijen-
kode, langs den dijk van het Uiterste-Nieuwland tot wederom
aan de zee. Het waren de vruchtbare kleigronden waaruit van
lieverlede de gemeente Sint-Annaland is ontstaan.
In het octrooi tot bedijking wordt gezegddat het te vor
men //nieuwe land" moest groot zijn, omtrent 192 //spaden"
of 1344 gemeten, van welke oppervlakte de eigenares een vierde
gedeelte voor hare rekening namde overige grootte werd be
zet door Lieven Claas van Cats Baljuw van Duiveland
M. D. Pauwei.s Secretarisen door Adkiaan Gillesse
Baljuw en Rentmeester van Oudetong1 elk voor een vierde part.
Het te bedijken land werd onder bescherming gesteld van
de Heilige Anna en de bedijkers hadden tot hunnen last het
bouwen eener kerkop de plaats en de wijzeals door twee
kerkmeesters van wege Vrouw Anna daartoe te stellen zou
aangewezen worden. Deze kerk moest gedurende twintig jaren
voor rekening der grondeigenaren worden onderhoudenterwijl
ook uitdrukkelijk werd bepaalddatbijaldien zij binnen dien
tijd kwam af te branden of door andere rampen werd ge
troffen, zij voor hunne rekening moest worden herbouwd.
Voor den geestelijke der //parochie" moest onmiddellijk na
de indijking één gemet lands worden afgekaveldook voor de
kerk en het daar rondom aan te leggen kerkhof moest drie
gemeten gronds worden afgezonderden deze beide partijen