190 keering tweemaal terzelfder plaatse is bezweken. Ook de kol ken langs den dijk ten zuiden van den Mariapolder zijn onge twijfeld door het overstortende zeewater veroorzaakten hieruit blijktdat ook van den kant van den Pluimpot nog overstrooming is gevolgd. Het is welligt hier de plaats op te merken op welke wijze vroeger in het onderhoud van deze dijken is voorzien. Niet altijd toch geschiedde dit op den tegenwoordigen voet, door 't heffen van dijkgeschotendie onder het toezigt van 't bestuur voor het gemeenschappelijk onderhoud werden aan gewend. De waterkeering was hier van 't begin af kaveldijk dat iselk der gelanden had daarvan een gedeeltehetwelk geëvenredigd was aan zijn grondbezitin onderhoud. Slechts voor het instandhouden van nollendammen en hoofden en voor den aanleg van oeverwerken werden dijkgeschoten gehe ven. Eerst in 1660 is in die wijze van beheer verandering gebragt; de dijk werd alstoen voor gemeenschappelijke reke ning der grondeigenaren onderhouden en de daarvoor benoo- digde gelden uit een' algemeenen omslag gevonden. Zeven jaar later werd de dijk echter weder kaveldijk verklaarddoch tien jaar daarna en dus in 1677 besloot men andermaal in het onderhoud er van voor gemeenschappelijke rekening dei- grondeigenaren te voorzien. Daarna schijnt in dien staat van zaken geene verandering meer te zijn gebragtwant in 1689 de vraag nogmaals voorgelegd zijndeof de dijk voortaan als kaveldijkdan wel als gemeenschappelijke zeewering voor rekening des polders zou worden onderhoudenwerd tot het laatste besloten x). Na deze kleine uitwijding moeten wij de geschiedenis der rampen die de polders hebben getroffen nog met de vermel ding van ééne vervolgen. De voor geheel Zeeland dan zoo geduchte vloed van 28 Januarij 1682 was ook inzonderheid voor deze gronden hoogst noodlottigwant de beide dijkages Archief der polders van Sint-Aunaland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 210