198
nen gegeven, clat, behalve 580 roeden zeedijk langs den
Pluimpot en 309 roeden aan Moggershil, de polders ook nog
met het onderhoud van 2761 roeden lastigenzeedijk werden
bezwaard. Onder de laatste lengte nu moeten de dijken langs
den Breeden vliet, als zeedijken gerekend zijn, want zonder
deze komt men tot die afmeting niet 1). Op den 14 Maart
1560 werd andermaal, en nu door Karet, van Bourgondië,
octrooi tot inpoldering van den ondertusschen meer en meer
verlanden stroom verleend en dat alstoeu ook werkelijk afslui
ting is gevolgd, blijkt uit het '/geschreven kronijkje" bij Smal-
legange aangehaald 2). De afdamming geschiedde op het wes
telijke eind van den stroom met een' dijk die tegenwoordig
nog met den naam van Paaldijk wordt bestempeld; hij strekte
van de waterkeering van den polder Uiterste-Nieuwland tot
aan den zeedijk van den polder Oud-Kempenshofstede en was
180 roeden of 648 meter lang. De oostelijke dijk thans on
der den naam van Breedevlietschen dijk bekend, vereenigde de
polders Anna-Yosdijk en Oudelaud met elkanderhij was ruim
186 roeden of 671 meter lang en zijne opvverking vorderde
niet veel inspanninguithoofde de stroom hier het meest was
verslijind. Op het westelijke eind daarentegen had het voorma
lige vaarwater bij de sluiting nog grooter vermogen en vóór
het leggen van den dijk is daar zelfs eene bekleeding van de
bedding der geul met rijs- en steenwerk noodzakelijk geweest.
Bij het graven der slooten ter wederzijde van den dijk komen
de overblijfselen dezer werken nog immer te voorschijnook
worden dan nog zware palen, waarmede de rijslagen schijnen
bezet te zijn geweestopgemerkt.
Vóór de afdamming van den Breeden vliet was reeds een dam
op het schor aanwezigde weg dwars door den polder aange
legd en vroeger onder den naam van Soutendamdoch
Smallkgangr. Kroniek van Zeelandfolio 751.
4) 1 bid folio 282.