199 thans onder dien van den Breedeviietschen weg bekendis daar aan zijnen oorsprong verschuldigd. In het octrooi tot bedijking werd bepaalddat het derde gemet van de in te polderen gronden vrij- of vroonland zou zijn en dat deze vrije gronden bij de verkaveling aan elkan der moesten komen te liggen, ter wederzijde vau den Souten- dam. Aan deze voorwaarde schijnt geheel te zijn voldaan want nog altijd vormen deze vroonen eene doorgaande of aan eengesloten strook aan beide zijden van den weg. Het is met het oog op de gesteldheid van den bodem zeker gelukkigdat de Breede vliet niet reeds bij de bedijking dei- polders Anna-Vosdijk en Oudeland is afgesloten want in dat geval toch zou ongetwijfeld een breed water met zeer vlakke zaudachtige oevers zijn ingepolderd Door de later gevolgde opslibbingis de Breedevlietpolder thans echter eene der meest winstgevende strooken van Sint-Annaland. In den aanvang evenwel schijnt de ontgonnen grond voor bebouwing minder geschikt te zijn geweest; want in 1566 werd door schout en schepenen van Sint-Maartensdijk, zeker landbouwer van het door hem daarin gepachte ontslagendaar hij bij alhetgene men daaraan te koste legde den grond geene vruchten kon doen dragen." Door de opgeroepen getuigen werd zelfs verklaarddat het land //geen 1] per gemet gelden kon" en het duur genoeg te staan kwam voor de lasten van den dijk 1). Deze aanvan kelijk zoo onvruchtbare gesteldheid van den polder was vermoe delijk het gevolg van den ziltigen toestand van den niet zeer doorlateudeu grond die bovendien kort na de inpoldering dooi den stormvloed van 13 Bebruarij 1566 was overstroomd. Hoogst waarschijnlijk is slechts langzaam verbetering van den polder gevolgdwant op vele plaatsen ligt ook nu de bouwgrond nog onmiddellijk op eene laag zure en met veel oer doormengde klei. Door de overstrooming van 1566 is ongetwijfeld de zoo uitgebreide wiel, bekend onder den naam van het Diepe Schepenenboek vau Sint Maartensdijk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 219