Joanna-Mariapolder. Bij de bedijking van den polder
Oudeland van Sint-Annaland was langs den oostelijken dijk
eene smalle strook gronds overgebleven die later met de gorsen
tusschen de Krabbe- en Mosselkreek is vergroot. Zoolang ech
ter de Krabbekreek zich door hare grootte van de overige geulen
onderscheidde stonden de daarover gelegen gronden onder den
naam van de Plaat bekend; doch toen deze kleine stroom schier
geheel was verzand en er alzoo langzamerhand verbinding der
aanwassen had plaats gegrepen werden al de gorsen naar de
gemeentewaarin zij voor het grootste gedeelte gelegen wa
ren genoemd.
208
herhaaldis ingewilligd en aan het alstoen door de Stateu
genomen besluit is door Z. M. den koning goedkeuring
verleend.
De calamiteuse polder ontvangt nu bijdragen van de vrije
polders Anna-VosdijkBreedevliet en Oudeland en het beheer
over zijne waterkeering is opgedragen aan een dijksbestuur on
der toezigt en medewerking van een' dijkraad Het bestuur
der waterkeering bestaat uit een'' voorzitter en één lidde
dijkraad telt drie leden, van welke er één door de bijdragende
polders wordt benoemd.
Wat de grootte van den polder aangaatdeze bedroeg bij de
bedijking 195 gemeten 146 roeden maar door onderscheidene
buiten dij kingen is die oppervlakte teruggebragt tot 169 gemeten
of 66,5076 hectaren van welke 64,7627 hectaren schotpligtig
zijn. Bij een bezit van slechts 2 hectaren is men ingeland.
De gronden waaruit deze polder is gevormdwerden aanvan
kelijk aan den oostelijken kant begrensd door den reeds in
1556 buiten gedijkten uitloop van den Pluimpotmaar toen
ook dit stuk van het overigens reeds lang ingepolderde vaar
water tot eene gewone kreek verengd was werd de lengte dei-
schorren beschouwdals te strekken van het dorp tot aan de
voormalige Poortvlietsche sluis.