211 vlakte vau 12 hectaren van ambaehtsgeregtigden van Oud-Vos meer en Vhjberghe zijn drooggevallen. Danhoezeer deze wijze van inpoldering als het ware door de ligging der gorsen was aangewezenwerd alleen door gemis aan overeenstemming met de eigenaren der aanliggende gronden daarvan op de nu gevolgde wijze afgeweken. Door de afzonderlijke bedijking van den Siuispolder in 1877 is eindelijk wel de beoogde aan sluiting tot stand gekomen doch het reeds geleden nadeel kon daarmede niet meer worden verheeld. Door de uitvoering van datgene, wat eigenlijk in 1860 moest zijn geschied, ligt nu aan de eene zijde eene breede strook gronds van den Joauna- Mariapolder ten deele vergraven en ten deele bedolven onder eenen schier nutteloos geworden binnendijk en aan den ande ren kant een op kostbare wijze ingepolderd stuk land. De polder voert zijn hemelwater af door eene zeesluis op het westelijke eind der bedijking. Deze sluis is gelijktijdig met de opwerking der waterkeering in steen gebouwdzij is 25,25 me ter lang 0,60 meter wijd en 0,35 meter beneden A. P. diep. De hoogte van volzee of van het gemiddelde hoogwater be draagt hier 0,70 meter beneden den deksteen op het buiten front der sluis en stemt overeen met 1,42 meter boven A. P. Het verschil tusschen hoog- en laagwater bedraagt 3 meter. Het bestuur van den polder bestaat uit een' dijkgraafdie tevens met de betrekking van ontvanger-griffier is belast. De ingedijkte grond bestaat uit middelmatig zware kleihij is op het oostelijke eind vooralsnog minder vruchtbaar dan op het westelijke gedeelte tengevolge van de daar nog meer digte of sluitende gesteldheid van den grond. De polder is het eigendom van den heer mr. J. P. 11. Tak van Poortvliet minister van waterstaathandel en nijverheid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 233