220
genoemde bedijkingen van Tholen waarvan elke volgende tegen
de voorgaande en den Vijftienhonderdgemeten-polder is aangedijkt.
De Dalempolder werd door Jan van Chattilj.on graaf van
Blois die in 1381 stierf, bedijkt en, hoezeer de geschiedenis
ons den juisten tijd daarvan niet vermeldt, kan die toch gerust
op omstreeks het midden van de laatste helft der 14e eeuw of
op 1375 worden gesteld. Tegen den Dalempolder zijn de gron
den van het Nieuwland ingedijkten wederom eenige jaren daar
na is tegen het Nieuwland achtereenvolgens de Peuke- en Puit
polder aangewonnen.
Na de bedijking van den Dalempolder moestook bij het
meest spoedige verloop van kreken en puttenminstens een
tiental jaren voorbij gaan alvorens de gedeeltelijk vergraven
buitengronden langs den gelegden zeedijk weder waren volge-
slibden dat die aanslibbing tot schorshoogte heeft plaats
gegrepenvóór het Nieuwland werd gevormdblijkt uit de
ligging der gronden van dien polder. Neemt men nu verder
voor de vorming van elke der nog drie opvolgende bedijkingen
eene tusschenruimte van slechts tien jaar aandan zou de
Peukepolder eerst een dertigtal jaren na het ontstaan van den
Dalempolder zijn bedijkt.
Na de inpoldering der gronden van den Peukepolder is on
getwijfeld weder eene tijdruimte van tien jaar noodig geweest
alvorens Oud-Vossemeer kon worden ontgonnen. De dijkputten
voor het opwerken der laatst gelegde waterkeering gegraven
moesten eerst weder volslibbenevenals zulks telkenmale bij
de vorige indijkingen had plaats gehad, en uit deze redenering
zien wij dat alzoo met genoegzame zekerheid kan worden aan
genomen dat de inpoldering van Oud-Yossemeer ongeveer een
veertigtal jaren na de bedijking van den polder Dalem moet
hebben plaats gehad, en die bij benadering derhalve op 1415
zou kunnen worden gesteld.
Had nu de polder Oud-Vossemeer reeds lang vóór dien tijd
bestaandan moest natuurlijk ook de Dalempolder veel vroe
ger ziju aangewonnen geweestof wel de achtereenvolgende