227
woeden van den storm aanvulling plaatswaardoor de polder
voor groote rampen bleef bewaard. De uitgaven uitsluitend
het gevolg van dezen storm waren evenwel zeer aanzienlijk
zij beliepen ruim 700 Ylaamsch en waren geheel uit een'
buitengewonen omslag gevonden.
Daar te dien tijde de toestand van den polder Slabbecoorn
bepaald ongunstig was en deze bedijking door zijne zwakke
waterkeering steeds aan het gevaar van overstrooming lag bloot
gesteld werd besloten uit bovenbedoelde fondsen ook den bin
nendijk tegenover dien zeepolder belangrijk te verhoogen. Hier
door geraakte de dijkage minder afhankelijk van dien voorpol
der wiens ongunstige gesteldheid ingelanden in den laatsten
tijd zoo vaak met angst en kommer had vervuld.
Bij de overstrooming van Slabbecoorn in 1808 werd de pol
der op nieuw met doorbraak bedreigd. Het water vloeide door
eene in het land gevormde kreek met een zwaar getij tegen
zijnen dijk en daardoor ontstond eene geul langs den buiten
berm van omtrent 11 meter breed en 150 meter lang. Tot
keering van den stroom beproefde men eenen leidam van uit
den dijk over de ondergevloeide lauden in den polder Slabbe
coorn uit te brengen en hierin slaagde men zoo gelukkigdat
weldra alle gevaar voor dezen polder geweken was. De schade
door den stormvloed veroorzaaktwas alzoo niet grootdocli
waren in 1721 hier niet zoodanige goede voorzorgen genomen
gewis zou ook nu wel overstrooming zijn gevolgd.
Met kunstwerken is de polder zekerlijk nooit verdedigd ge
weest want van zijne vorming af verrezen hooge slijken en
schorren voor zijnen dijk wel is waar lag hij bij het onder-
vloeijen van deze schier tegenover eene onafzienbare water
vlakte gekeerddoch de zee kon hem alleen schaden voor het
geval zij door hevige noordelijke stormen werd beroerd. De
rigtiug van den dijk is nagenoeg noordwest en bij stormen
uit die windstreek liepen de golven er niet opmaar langs.
De polder Oud-Vossemeer had vóór de bedijking van den Ker-