18
ontstond in den ouden inlaagdijk die sedert 1623 door het
water was bespoeld. De breuk lag in de holle bogt of kort
bij den in zuidelijke rigting loopenden Schenkeldijk. Met welk
ontzaggelijk geweld het water ook nu weder naar binnen drong,
laat zich eenigermate uit de afmetingen der wieldie door de
sterke instrooming ontstond, verklaren. Deze kolk, thans ruim
twee eeuwen oud, is nog heden onder den naam van //het
Vischgat" bekend; zij was aauvankelijk wel 150 meter lang,
335 meter breed en 6 meter diep. Door den vloed was de derrie-
laag, van onder de kleilaag te voorschijn gekomenmet ontzagge
lijk geweld opgebroken en voortgeroldschier alle slooten en water
leidingen waren digtgeschuurden aan de kerk, wier grondslag
merkelijk boven de oppervlakte des polders ligt verheven was
door het onstuimige water zelfs beduidende schade toegebragt 1).
Tegelijk met de overstrooming der geheele dijkage vloeide
nu ook het oostelijke gedeelte van den nieuwen Uitslag
tengevolge van eene doorbraak in den ouden zeedijkinen
//de Loohoek" met een stuk van den Schoudeehoekteza
men, zonder de karrevelden, nagenoeg nog 95 gemeten groot,
ging daardoor voor altijd verloren s).
Allertreurigst was de toestand der zoo rampspoedige watering
het zeewater vloeide elk getij uit en inenwat de zaak nog
zeer verergerde de najaars- en winterstormen stonden voor de
deur. Voor het welslagen eener beversching in den winter
bestond weinig kans; ja, men vreesde zelfs, dat wel ruim één
jaar zou verloopen alvorens de groote doorbraak zou zijn ge
sloten waarom men het raadzaam achtteomdoor tus-
schenkomst der Statenvan ambachtsheereu de verzekering
te bekomendat zij van hun regt op deze gronden geen
gebruik zouden maken voor 't geval die een jaar en zes
weken kwamen //te drijven'" 3). De dijkgraaf, I. de Wavek,
Archief der polders van Scherpenisse.
2) Ibid.
3) Ibid.