238 den dijk, die met zoo betrekkelijk geringe kosten was te ver- hoogen geweestte staan Na deze treurige gebeurtenis is de polder niet meer door dergelijke zware ongevallen getroffende dijklasten waren later daarom ook weder voortdurend laagdaareven als vroeger de kust niet door den stroom werd aangetast. De zeedijkdie in 1699 en 1700 nog belangrijk is verzwaard, vorderde weinig voor onderhoud. Hij werd later evenwel nog onderscheidene malen verbeterden door de laatste verhooging verkreeg hij eindelijk een behoorlijk profil. Zijne lengte bedraagt 1755 meter en zijne kruin reikt tot 1,75 meter boven A. P. Het blijkt niet dat ooit gewigtige kunstwerken tot behoud van de waterkeering zijn noodig geweestslechts van eene be- kramming wordt in oude bescheiden melding gemaakt. Ook heden wordt de dijk maar op enkele plaatsen met krammat voorzien voor verreweg het grootste gedeelte is hij echter door rijpe schorren of hooge slijken begrensden deze beschermen hem zoozeerdat bijna geene uitgaven voor kunstwerken noo- dig zijn. De Hikkepolder loosde zijn binnen- of hemelwater steeds op de Eendragt uit; de sluis lag vóór het doorbreken van den dijk in 1682 onmiddellijk naast de daarbij gelegen kreek. Zij spoelde bij het ontstaan van die ramp weg, en is daarna iets meer noordelijk doch aan denzelfden kant van "t ingepolderde water gebouwd. De steenen sluis, die in 1776 nog belangrijke herstellingen onderging, is 27 meter lang, 2.08 meter wijd en hare dorpels liggen 1,94 meter beneden A. P. Zij is voorzien van twee paar deuren en bezit een allezins voldoend vermogen tot afvoer van het water uit de drie polders die in haar onderhoud voorzien. Het gemiddelde hoogwater vóór deze dijkage kan aangeno men worden op den bovenkant van den deksteen op het bui tenfront der sluis, of op 1,52 meter boven A. P. Het ver schil tusschen hoog- en laagwater bedraagt hier 3,25 meter.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 260