245
heeft plaats gehadwordt niet vermeldalleen blijktdat die
reeds in liet midden of uiterlijk in de laatste helft der 15e eeuw
moet zijn geschied. Dat ook deze polder reeds in het jaar
1479 bestond, wordt door bescheiden gestaafd; doch eeue na
dere tijdsbepaling is vooralsnog niet mogelijk x).
De wijze waarop de bedijking heeft plaats gehad is nog
altijd na te gaan. Wel is de strekking van den dijk op en
kele punten tengevolge van daarin gevallen doorbraken gewij
zigd, doch in hoofdzaak ligt zij nog altijd daar, zooals zij bij
de vorming van den polder werd bepaald. Of de zeedijk kort
langs den zoom der ingedij kte gronden is aangelegdis niet
meer na te gaanslechts blijktdat met de inpoldering niet
dan rijpe gorsen of zeer hoog gelegen slijkeu zijn ontgonnen.
De opgeworpen waterkeering was 2507 meter lang en door hare
tot stand brenging zijn twee belangrijke kreken of vlieten
waarvan de blijken nog aanwezig zijnafgedamd. De geul in
het meest oostelijke gedeelte des polders was bij de bedijking
zekerlijk nog al diepde andere daarentegen meer vlak en
breed, doch geen van beide hebben afgaande op den vorm
der daarin gelegde dijkenveel bezwaren bij de afsluiting
opgeleverd. Bij het ontstaan van den voorpolder ging eene
lengte zeedijk van 1700 meter in binnendijk over en door de
aanwinning van den Karnemelkslandpolder werd ook het andere
vak aan den aanval der zee onttrokken. Daar het laatst be
doelde poldertje in 1570 verloren ging, viel het dijkvak waar
tegen het was aangewonnen weder bloot en juist dat gedeelte
der waterkeering wordt ook nu nog door de Eendragt bespoeld.
Even als de polder Oud-Vossemeer is ook deze bedijking
nooit eenig nadeel door de schuring der stroomen toegebragt
de kreekdie uit de Eendragt in noordelijke rigting langs ha
ren zeedijk liep en die de strekking der waterkeering bij de
opwerking ook grootelijks had bepaald, leed kort na de vor-
Zie onder andere de nota bedoeld in den inventaris van het oud archief
der provincie Zeeland, deel II, afl. 2, u°. 1783.