248
nog van den opgeworpen nooddijk of vingerling af en deze
niet tegen den sterken drang van het opgestuwde water bestand
brak doormet het treurige gevolgdat de polder onder
vloeide en de nagenoeg voltooide sluis door de gewelddadige
instorting des waters schier geheel verloren ging. Allertreurigst
was het nu met deze dijkage gesteldhet water vloeide na
afloop van den storm elk getij uit en in den polder, door eene
doorbraak die tengevolge der sterke schuring van den stroom
steeds in breedte en diepte toenam en ten slotte daardoor zeer
gevaarlijk werd. Bovendiende winter stond voor de deur en
men vond het zelfs niet raadzaam terstond met de herbedijking
of met het maken eener nieuwe zeesluis te beginnen. Weken
achtereen vloeide de polder alzoo onder en alles verkreeg veeleer
het aanzien van een met geulen doorsneden moeras, dan van
een door mensehelijke vlijt ontgonnen land.
De herbedijking werd eerst op den 10 April 1721 aanbe
steed zij bestond in het leggen eener afsluitingskade door de
doorbraak een werk waaraan geene geringe gevaren verbonden
waren uithoofde het zware getijdat daarmede moest gekeerd
worden. Het opwerken dezer kade vorderde eene uitgaaf van
bijna 1072 Vlaamscheen bedrag, dat niet geringe ver
hooging onderging, alvorens de afsluiting tot zeedijkshoogte
was voltooid Met de uitvoering dezer werken was men even
wel niet onvoorspoedig belangrijke verzakkingen of wat erger
is, nieuwe doorbraken door uitschuivingen grepen daarbij niet
plaats en van daardat de nieuwe dijk reeds op het einde van
den zomer was voltooid.
Groote uitgaven waren echter voor de herbedijking noodig
geweesthet daarvoor omgeslagen dijkgeschot bedroeg 4 1 fi
8 k "Vlaamsch per gemeten dit niet toereikend zijnde tot
dekking der gemaakte kosten was ook nog eene leening ge
sloten van 6000 onder verband des polders. Maar, was de
de schade aan de zeewering veroorzaakt grootook het geleden
nadeel binnendijks was van ernstigen aard. Gedurende een half
jaar toch had het zeewater den polder bedekt; al de bestaande