249 slooten waven of door den vloed digt geschuurd of in kreken herschapen en door een en ander was veel van de beste teel aarde verplaatst of weggevoerd. Schoon reeds driemaal zwaar getroffen is de bedijking nog eenmaal zeer geteisterd. Het was in 1808, toen de polder Slabbecoorn was ingebroken en door het bezwijken van het daar tegenover gelegen binnendijkjeook deze polder wederom vol water liep. Doch moge ook deze overstroomingzoo aan het landals aan het gezaaigroot nadeel veroorzaakt hebben rampen aan den dijk waren bij deze gebeurtenis gelukkig niet ontstaan. Zooals wij gezien hebben is de polder driemaal overstroomd, tengevolge van het doorbreken eens binnendijks; al deze ram pen waren echter gemakkelijk te voorkomen geweest, door eene voldoende verbetering van deze, nu grootelijks vervallen waterkeering. Hieraan schijnt men evenwel nooit ernstig te hebben gedacht en voor dit verzuim hebben ingelanden dan ook herhaaldelijk zwaar geboet. De zeedijk is daarentegen na de overkomen ongelukken onderscheidene malen verbeterd vooral onderging hij na de vloeden van 1808 en 1825 telkens belangrijke verhooging en hoofdzakelijk door de laatste uitvoe ring verkreeg hij zijn tegenwoordig profildat bij voldoende hellingen, eene gemiddelde hoogte heeft van 4,70 meter boven A P. De dijk is 807 meter lang en geheel door rijpe schor ren begrensd. Wat de waterlossing aangaat kan worden berigt, dat de polder is voorzien van eene zeesluis waardoor hij loost op de rivier de Eendragt Op zijnen bodem wateren overigens ook uit de polders Slabbecoorn, Leguit en Vogelsang, die daarvoor in het onderhoud der sluis helpen voorzien. De sluis ligt nagenoeg regt over de binnengedijktegroote kreekzij is in 1720, zooals wij zagen, vernieuwd, en geheel in steen gebouwd Hare lengte bedraagt 18,80 meter en hare wijdte 1,50 meter Zij is voorzien van eene klep en eene binnen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 271