251 Reeds bij de indijking der gronden van Oud-Kijkuit werd het zuidoostelijke gedeelte van het water, dat de schorren aan deze zijde bespoeldeafgedamd en hierdoor leed het overige deel weldra zoo zeer aan verzanding, dat het bij de vorming van dezen polder reeds tot eene geul van gering vermogen was opgeslijkt. Belangrijke kreken waren bij de bedijking alzoo niet meer af te sluiten hetgeen 't leggen of opwerken van den dijk dan ook natuurlijk zeer zal hebben vereenvoudigd. Wanneer de gronden van deze dijkage zijn drooggevallen is niet gebleken doch uit de hiervoren reeds genoemde kaart van P. van Resen zien wij, dat zulks reeds vóór 1555 moet hebben plaats gehad. De daarvoor gelegde dijk heeft eene lengte van 2362 meter; hij sluit op het westelijke eind aan den dijk van den Kerkepolder en op het zuidelijke punt aan de water- keeriug van den polder Oud-Kijkuit aan terwijl zijne strek king bij de opwerking is bepaald door de destijds bestaande rigting van de Eendragt en door die van de noordelijke uit monding der hiervoren genoemde kreek. Door de bedijking van den polder Vogelsang is eene lengte dijk van 452 meter aan deu aanval van het water onttrokken het overige vak ruim 1910 meter lang, wordt nog immer door de Eendragt bespoeld. Ook deze dijkage heeft nooit eenig nadeel van den stroom gehadweshalve zij altijd van vallen of grondbraken bleef ver- verschoond. In andere rampen heeft zij daarentegen ook rijke lijk gedeeld want èn door doorbraak èn door overstrooming is zij dikwijls met het zoute water bedekt geweest. Bij elke on- dervloeijing van den polder Oud-Kijkuit liep ook deze dijkage onder, want de binnendijk bij Boshoofd was reeds vroeg ten deele geapplaneerd en alzoo ongeschikt geworden tot keering van den vloed. Wanneer wij de schade, daardoor teweegge- bragtnagaanis het moeijelijk te verklarenwaarom niet in tijds deze vervallen waterkeeringal ware het geheel voor rekening van dezen polderis opgemaakt of hersteld. Door eene verbetering daarvan ware veel voorkomenvan hetgene den ingelanden later duur is komen te staan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 273