mingcn zijn veroorzaakt door overvloeijing over den binnendijk van den polder Oud-Kijkuit en zooals overalwas derhalve ook hier eene onvoldoende scheiding' van de andere polders alzoo oorzaak der meeste rampen. Toen op den 3cn Maart 1715 het zeewater door den dijk van den polder Slabbecoorn zich weder een' weg gebaand had tot over de velden van de onmiddellijk daartegen aangedijkte gron den dook deze dijkage wederom onder water. Behalve de schade die daardoor aan het gezaai werd teweeggebragtkwam ook nog een aan hare grootte geëvenredigd aandeel in de kosten der gelegde verschkade vóór de doorbraak van den polder Slabbecoorn tot haren last x). Ook in 1720 is de polder tengevolge van het doorbreken van den vingerling vóór de zeesluis van Oud-Kijkuitover stroomd. Wel werd zijn eigen uitwateringsduiker in tijds met tal van zakken, gevuld met aarde gedigt; doch over den bin nendijk bij Boshoofd vloeide het watervóór dat daarop eene hulpkade was opgeworpen elk getij in groote hoeveelheid naar binnen. Door den storm waardoor de vingerling was bezwe ken was ook belangrijke schade aan de waterkeering ontstaan enschoon het zeewater daarover wel niet was heengevloeid bleek tochdat hare afmetingen niet voldoende waren en eene verzwaring, gepaard met verhooging, niet kou uitblijven Tij dens de ondervloeijing kon aan deze verbetering niet worden gedachtdoch zij kwam reeds vroeg in het volgende jaar tot stand. De geheele vorm des dijks werd er door gewijzigd, want zoowei het binnen- als buitenbeloop verkreeg eene betere helling' en van zoodanigen omvang was het werkdat in lang geene verbeteringen meer noodig waren. Doch al werd de zeedijk niet meer door het geweld des waters vaneengeretennog eenmaal deelden ingelanden in de treurigste gevolgen van eenen ver voortgezweepten vloed. Het wastoen in 1808 de zeedijk van den polder Slabbecoorn Archief der polders van Oud-Vosmeer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 275