257 Bij den afloop der zee zag men, dat, behalve bij het Veer, ook op andere plaatsen breuken of binnenafschuivingen waren ontstaan en het was bij deze gelegenheid duidelijk gebleken dat de afmetingen der waterkeering ook hier onvoldoende wa ren tot keering van eene opstuwing der zeeals bij dezen storm had plaats gehad. Het gevolg daarvan was eene geheele verhooging en verzwaring er vaneen werkdat reeds in den daaropvolgenden zomer werd uitgevoerd en waarvoor eene uitgaaf van ruim 236 f Vlaamsch is noodig geweest. Ver lies van grond had men bij de herbedijking niet te betreuren; doch de schadebinnendijks door liet water aangerigtwas groot, wijl al het gezaai was bedorven en vele woningen bij de haven waren omvergespoeld. De uitwerkselen van den stormvloed van 1715 waren hier niet van ernstigen aard. Het gevaarwaarin de polder eenigen tijd verkeerdewas evenwel grootdaar aan den eenen kant elk oogenblik het water over den binnendijk van den polder Leguit stond te storten en aan den anderen kant op den zee dijk met aarde en horden alles moest worden in het werk ge steld, om gevaarlijke afschuivingen te voorkomen. Ook toen bleek hoezeer de hoogte van den dijk nog te wenschen overliet om de steeds in hoogte toenemende stormvloeden te keeren weshalve in het volgende jaar weder eene kostbare verbetering daarvan volgde I). Ook de stormvloed van 4 October 1720 waardoor de vin gerling vóór de sluis van den polder Oud-Kijkuit was bezwe ken was voor deze bedijking nadeelig. Slechts door de groot ste inspanning toch was het mogen gelukken haar voor over strooming te behoedenhet water vloeide reeds over den zeedijk bij het Veer en over den binnendijk van den Leguitpolder toen de daarop in allerijl aangebragte kistdammen nog niet eens gesloten waren. Ook de uitwateringsduiker was ter naauwer- nood gedigttoen het zoute water reeds tot tegen den dijk Archief der polders vau Oud-Vosmeer. Archief lVe. dl. 2e. st. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 279