358 waarin hij is gelegdwerd voortgezweept. Maar was de schade door dezen vloed veroorzaakt, gering, andere uitgaven, zooals die voor het verhoogen van den binnendijk en voor het nogmaals verbeteren van den zeedijk, hoofdzakelijk bij het Veerwaren daarvan toch weder het onvermijdelijke gevolg. Ook moest ter verkrijging eener tijdelijke waterlossingde binnendijk van den Hikkepolder doorgegraven wordendoor alle welke werkzaam heden de grondeigenaren gedurende drie achtereenvolgende jaren met een gemiddeld geschot van 1 7 4 Ylaamsch per gemet werden bezwaard 1). Na den laatstgemelden stormvloed bleef de polder langen tijd van rampen verschoondwant zelfs het stormgetij van 14 op 15 November 1775 bragt hier geene beduidende nadeelen te weeg. Anders was het daarentegen bij den voor deze provincie zoo geduchten vloed van 15 Januarij 1808 gesteld, toen het water andermaal tot eene voorbeeldelooze hoogte steeg en ook deze bedijking bedekte, ,üe polder Slabbecoorn was doorge broken en door het tegelijk bezwijken van het binnendijkje bij de hofstede de Karnemelkspotwas de polder door het over- stortende water over den binnendijk overstroomd. Aan den zeedijk was door dezen vloed echter niet veel schade ontstaan doch binnendijks was het treurig gesteld. Daar toch was niet alleen het wintergewas geheel verloren maar door het langzaam afloopen van het ingevloeide water werden de anders zoo winst gevende akkers overal afgespoeld en voor jaren onvruchtbaar gemaakt 2). Gelukkig vonden later geene dergelijke onheilen meer plaatsen daar de waterkeering nogmaals belangrijk werd verhoogd bleef de polder ook bij volgende stormen van rampen bevrijd. De zeedijkdie door de achtereenvolgende verbete ringen meer gunstige afmetingen verkreeg, ligt aan geenen zwaren golfslag blootgesteld en bij voldoende hoogte zijn dus geene doorbraken te vreezen. Doch is 's polders waterkeering q Archief iler polders van Oud-Vosmeer. S. van Hoek. Watervloed van 1808, pag 253.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 280