26Ü de binnendijks te brengen gronden genietende exemptievan den C penning" en vrijstelling van alle andere lasten gedu rende 14 jaren. Men had dus hier op het oog eene inpol dering van reeds vroeger bedijkt geweest land en daar nu na 1511, van geene nieuwe polders in deze heerlijkheid gewag gemaakt wordtis het vrij zeker dat hier uitsluitend aan de beverscbing van den eersten polder van Vrijberghe, met welks aanvang het begin der heerlijkheid zamenvalt, moet gedacht worden. Het aanzienlijke geslacht n Vrijberghe zal in latereu tijd zeker zijnen naam aan deze heerlijkheid hebben ontleend, wijl onder den ouden adel van Zeeland zoodanig stamhuis niet aan getroffen wordt. Veel is evenwel nopens deze heeren niet be kend. In 1577 wordt Wili.em Jacobsen de Boet, heer van Vrijberghe genoemd; doch in 1616 vindt men reeds een Lieven, met den geslachtsnaam, //van Vuijberghe vermeld In dit ambacht heeft nimmer een dorp bestaande weinige bewoners waren over den geheelen polder verspreid en ter ver- rigting van hunnen openbaren godsdienst maakten zij gebruik van de Sint-Anthoniuskapeldie op den dijk tusschen de pol ders Hikke en Broek welligt reeds door Anthonius van Wis- sekeeke een der heeren van Vosmeerwas gebouwd. Deze kapelwaarvan de fondamenten in de vorige eeuw nog aan wezig warenheeft langen tijd gestrekt tot aanduiding dei- grenzen tusschen Oud-Vosmeer en Vrijberghe; want zij stond juist in de strekking van den voormaligen Vosvlietop om trent 500 meter ten noorden van den Broekscheu weg. De grondendoor de heeren van Vrijberghe hier bedijkt of ter inpoldering uitgegeven maken dus de bestaande polders van deze voormalige heerlijkheid uit. Oost-Vrijberghe is het eerst en de Nieuwe polder het laatst bedijkt. De drie bestaande pol ders hebben een gemeenschappelijk bestuur, bestaande uit een1 dijkgraaf en een ontvanger-griffier; Oost- en West-Vrijberghe Smallkgange. Kronijlt van Zeeland, folio^ 544 en 545.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 284