265
was het begrensd door eene breede kreek die op het westelijke
eind zijn begin nam in de aangewezen suatiegeul en zich op
de hoogte van de uitspringende bogt van den polder Nieuw-
Vrijberghe zich met de Krabbekreek vereenigde.
Reeds het ontstaan van deze schorren was in der tijd eene niet
geringe aanwinst voor de polders van Poortvlietdoordien een
beduidend gedeelte der zeeweringen daardoor werd beschermd.
Vorderde vroeger de zeedijk van den polder Bartelmeet nog
altijd eenig onderhoudbij het steeds hooger worden der voor
gronden krompen de daarvoor te maken kosten hand over hand
in en bij hunne inpoldering verviel alle onderhoud. Geen won
der, dat door het dijksbestuur der polders van Poortvliet
daarom ook pogingen waren aangewendtot liet verkrijgen
van het Gravengors in erfpachtten einde niet alleen den
aanwasmaar ook de indijking er van door den aanleg van
kunstwerken te bespoedigen 1). Het daartoe gedane verzoek
is niet toegestaandoch het bestuur heeft daarop toch nog
eenige dammen aangelegd 2) Bij eene graving in den kortelings
bedijkten Sluispolder kwam de Viivoordsche steen daarvan nog
te voorschijn en ook het verwerkte rijshout werdschoon vergaan
nog opgemerkt.
Wanneer en door wien de indijking dezer gronden heeft
plaats gehadis niet geblekende ontginning moet evenwel
eerst na 1666 hebben plaats gegrepen, want tot in dat jaar
worden de gronden nog altijd als openliggende gorsen vermeld 3).
Voor het inpolderen der gronden was het leggen eens dijks
van 1415 meter noodigzeker eene te groote lengte water-
keering in vergelijk met de daardoor aan de zee onttrokken
strook gronds. De kreek langs den noordelijken zoom der
gorsen had evenwei geene breedere indijking gedoogd en zoo deze
1) Rekening der polders van Poortvliet over 1602.
2) Ibid over 1664.
3) Ibid over 1666.