266 zelf al af te sluiten ware geweestde grond langs hare kanten was destijds niet rijp of tot inpoldering geschikt. Het is niet waarschijnlijkdat bij het opwerken van den dijk zich moeijelijkheden hebben voorgedaan belangrijke geulen of vlieten toch zijn niet afgedamd maar de waterkeering werd geheel op rijp schor aangelegd. De nieuwe polder heeft ook later niet van den stroom te lijden gehadwant de kreek die in oostelijke rigting langs zijne zeewering henen schootleed spoedig aan verzanding en bij het verlanden van deze, ontstond van lieverlede het aaneengesloten gors, dat later een zoo groot deel van den Hollarepolder heeft opgeleverd. De geduchte vloed van van 26 Januarij 1682 veroorzaakte aan deze bedijking nog groote schade haar zeedijk werd daar door zelfs gebroken en belangrijke uitgaven moesten voor het herstel daarvan worden gemaakt x). Latere stormvloeden van de 17e of 18e eeuw veroorzaakten hier echter geene of slechts geringe schade. Ook tusschen deze viel niets belangrijks aan den polder voor; jaar op jaar bestond het onderhoud slechts in het bekrammen en aauheelen van den dijk en alleeu na het ontstaan van geweldig hooge vloeden als die van 1715 en 1775 grepen geringe dijksverbeteringen plaats. Dan schoon lang gelukkig, werd hij in 1808 nog eenmaal bijzonder ramp spoedig. De vreesselijke storm van 14 en 15 Januarij uit het noordwesten stuwde het zeewater hoog tegen zijne dijken op en het stortte daarover allerwegen zoodanig heendat de water keering op drie plaatsen bezweek. De eerste opening had eene lengte van vijfde tweede eene van tien en de derde eene van zeven Rijnlandsche roeden met achtereenvolgende diepten van vijftienachttien en zestien voet s). Groot was alzoo de schadedie aan de zeewering was ontstaan groot ook het na deel door het binnengestroomde water veroorzaaktde gebroken x) Ermerins. Beschrijving van Tholenpag. 28. -) S. van Hoek. ]Vat er vloed van 1808 pag. 250.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 288