267 dijk eischte terstond belangrijke offers tot herstel en het laat ste nadeel bragt jaren achtereen een moeijelijk te beramen nadeel te weeg. Even als de polder Nieuw-Vrijberghewerd ook deze dijkage zeer gebaatdoor de tot standkoming van den Hollarepolder. Hierdoor toch hield geheel het onderhoud aan hare waterkeering op en zij is daardoor nu op zoodanige wijze tegenover de zee be schermd dat rampen als de bovenstaande daaraan niet meer te verwachten zijn. De polder heeft nu alleen in het onder houd van zijne uitwatering en in de kosten van zijn beheer te voorzien en de daarvoor te besteden uitgaven zijn gering vooral omdat ook deze bedijking niet in het bezit is eener zeesluis maar zijne waterlossing door eenen binnenduiker in den oos telijken dijk geschiedt. Voor het aanwezig zijn van den polderwaarop hij thans loosthad de waterlossing waarschijnlijk plaats met, eene zee sluis die later door het daaruit nemen der deuren in eenen binnenduiker is veranderd. De uitwatering langs dezen weg liet evenwel vroeger te wenschen over, waarom zij 111 1759 werd verlegd. Van dien tijd af tot lang in deze eeuw, loosde de polder door eene zeesluis op het Bree doch toen de afvoerkanalen buitendijks daar verlanddenwerd de oude waterlossing in den oostelijken dijk weder hersteld. Deze polder bevat slechts 20,4510 hectaren schotbaar land met 0,5470 hectaren vroonland, bestaande, even als in de voorgaande bedijking uit zware klei en bij een bezit van 3,9240 hectaren is men daarvan ingeland. Nieuw-Vryberghepolder. Na het ontstaan van de beide voorgaande polders is de hier bedoelde bedijkt. Hij bevat een gedeelte der gronden in den voormaligen Vosvliet aangewassen en vermoedelijk ook nog een stuk van het reeds in 1511 over stroomde land. Ook deze polder heeft eenen langwerpig smal- len vormtengevolge van de destijds bestaande strekking der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 289