278 ronding, die op 0,10 meter werd bepaald, van 5,50 meter boven A. P. en verder met eene kruinsbreedte van 2 meter en beloopen van 1^ en 8 op 1dat voor de uitwatering door den Hollarepolder in den dijk van dien polder een duiker of sluis zou worden gebouwd dat met de bedijking en den bouw van dien duiker geen begin zou worden gemaaktvóór dat door den minister van binnenlandsche zaken de bestekken en teekeningen der werken zouden zijn goedgekeurd. Verder werd bepaald dat de achterliggende dijken moesten voorzien blijven van een buiteuberm minstens 6 meter breeddat de binnen- berm van den te leggen dijkter breedte van 5 metermet de op- en afrillen ten allen tijde moeten dienen als openbare wegendat deze met kunstbanen mogen worden voorzien door hen, die daartoe van de bevoegde magt vergunning verkrijgen en dat moet worden toegestaan, dat aan den gelegden dijk andere dijken aansluitenwelke noodig mogten zijn tot het maken van nieuwe indijkingen. De inpoldering had plaats door het opwerken eens dijks van den noordwestelijken hoek van den Hollarepolder tot aan den tegenover gelegen Joanna-Mariapolderzijnde een afstand van 250 meter, en hiervan ligt 121,90 meter op het grondgebied van Poortvliet en 128,10 meter op dat van Oud-Vosmeer en Vrijberghe. Met de uitvoering der bedijkingswerken werd op den 2 Julij 1877 een aanvang gemaakt; de gronden lagen reeds op den 24sten daaraanvolgende van de zee afgesloten en op den 15 October 1877 had de voltooijing der werken plaats. Schoon bij deze inpoldering nog twee belangrijke kreken moesten wor den afgedamd, en de nieuwe dijk voor een gedeelte door nog geenszins volledig digtgeslibde dijkputten moest worden aange legd ondervond men daarbij toch niet den minsten tegenspoed de zandachtige benedengrond was overal geschikt de opgewor pen waterkeering te dragen en verzinkingen of uitschuivingen hadden alzoo nergens plaats. Behalve deze werken tot inpoldering werd ook besteed 't slech-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 300