293
der zelfs bij stormen daarvoor geducht te zijn. In hunnen
veelal ondiepen toestand lag een bepaalde hinderpaal voor de
ontwikkeling van eenen zwaren golfslag en door het tevens aan
wezig zijn van zeer uitgebreide lage vlaktenwaarover het
wassende water zich vrijelijk kon ontlasttenwas geene bedui
dende opstuwing van den vloed mogelijk.
Reeds vroeg zijn belangrijke stukken van den zeedijk,
die aanvankelijk 8700 meter lang was, door het ontstaan van
nieuwe polders binnengedijkt. Het eerste geval daarvan deed
zich voor bij het bedijken van den polder Vijftienhonderd-
gemeten waardoor de geheele noordelijke en oostelijke zeedijk
in binnendijk werd veranderd en door welke gewigtige gebeur
tenis het eiland met het land van Poortvliet werd verbonden
daarna is door de inpoldering van Vrouw-Belijapolder een ander
gedeelte der waterkeering in binnendijk overgegaan, en dooi
de later daarop gevolgde meer zeewaartsche afdammingen der
Striene viel de westelijke dijk droog. Alleen de waterkeering
langs de Ooster-Schelde bleef als zeedijk over; deze wordt
thans nog door de zee bespoel d en 's polders verdere lotge
vallen staan er dus mede in een naauw verband. Daar
evenwel ook hier de binnendijken niet zijn in stand gehouden
maar door onderscheidene oorzaken van lieverlede zijn verloopen
is de polder door menig ongeval getroffen, alleen door de
rampspoeden, waarin de voorpolders van tijd tot tijd hebben
gedeeld.
Niet altijd bleef de toestand voor de overgebleven waterkee -
ringen, zooals wij dien daar boven voor het eerste tijdperk
des polders hebben geschetst. Bij de toenemende inpolderingen
van gronden in de middeleeuwenbereikte de vloed bij stor
men steeds een hooger peil; en, daar niet altijd voldoende
rekening met deze omstandigheid gehouden werd vloeide het
water, door noordwestelijke winden opgejaagd, vaak over de
waterkeeringen h een
Van geen dier vroegste overstroomingen zijn evenwel be
paalde berigten tot ons gekomenook de latere rampen door