294
de zee aangerigt, en waarvan onze kronijken gewagen, zijn
niet juist omschrevenhetgeen daarvan is geboektziet zelden
op eene afzonderlijke bedijkingmaar heeft daarentegen in den
regel op een geheel gewest of waterschap betrekking. Zoo
wordt onder andere wel verhaalddat door de vloeden van
December 1287 en van Februarij 1288 met uitzondering van
Walcheren en Wolphaartsdijkhet toenmalige Zeelaud geheel
overstroomde; doch hoe of op welke wijze alstoen deze of gene
polder is onder water geraakt en van welken omvang de
daardoor aangerigte schade is geweestdaarvan vindt men ner
gens iets vermeld x).
Zelfs nog zeer schaarsch en onvolledig zijn de tot ons ge
komen berigten van de watervloeden der 15e eeuw. Het eenige
meer bepaalde berigtdat wij uit dien tijd aantreffen en
dat op het waterschapwaarvan deze polder deel uitmaakt
betrekking heeft, is een charter van 22 Mei 1425 3). Uit
den inhoud daarvan blijktdat de zeedijken der polders
van Tholen door den Sint-Elizabethsvloed van 1421, of wel
door den vloed van 1425, zeer beschadigd zijn geweest. Doch,
dit is alleswat wij daaromtrent vernemenen het is dus
niet mogelijk om daarvan nadere bijzonderheden mede te dee-
len. Maar 's polders ligging en de gesteldheid der dijken van
die tijden in het algemeen in aanmerking nemendekan men
veilig aannemen, dat stormvloeden als van 1437 en 1477 ook
hier wel groote verwoestingen zullen hebben aangerigt. Kunst
werken zullen te dien tijde evenwel niet aanwezig zijn geweest;
de Schelde had nog eene te beperkte breedteen langs den dijk
lag een hoog voorstrandde schade door die stormvloeden
veroorzaakt, zal derhalve hoofdzakelijk in overvloeijing en in
geleden grondverliezen hebben bestaan.
Ook nopens de lotgevallen van den polder in het begin der
16e eeuw is niet veel bekend; stukken uit dien tijd, en op
1) Melis Stoke, Rijmkronijkdeel II, boek IV, vers 488.
2) F. van Mieris, Groot charterboekdeel IV lolio 779.