298 Treurig was het daarop met de grondeigenaren gesteld het land kon in het ver gevorderde saizoen niet meer worden be zaaid en de in de schuren geborgen oogst leed aan bederf. Het vee dat nog eenigen tijd op de niet ondergevloeide dijken had rond gezworven moest voor lage prijzen worden verkocht deels om met de opbrengst daarvan in het levensonderhoud te voorzien, en deels, omdat geen geschikt voeder meer voorhan den was x). Groot was derhalve de nood, maar groot ook de hulp die de Staten van dit gewest der rampspoedige dijkage verleende. Kort na de ondervloeijing des polders ontvingen inge landen eene bijdrage uit 's lands-kas van 20Ü0 Vlaamsch en op den 31en October verkregen zij //remissie''' van den //C penning" over de landen van Tholen en Schakerloo voor den tijd van zeven achtereenvolgende jaren s). Met den gel- delijken toestand was het evenwel allertreurigst gestelddaar uithoofde van de vroegere uitgaven op den polder een kapi taal drukte van ruim 5975 Vlaamsch, en de opbrengst van het land niet eens in de dagelijksche behoeften der inwoners voorzag 3). Doch door de nu verkregen voordeelen werd de last van ingelanden merkelijk verligtenhoe beduidend deze bijdragen op zich zelf reeds waren, in 1676 volgden nog andere belangrijke ondersteuningen aan al de ondergevloeide polders waardoor de grondeigenaren in staat werden gesteld hunne waterkeei'ingen beduidend te verbeteren 4). Dat de toestand van den zeedijk destijds niet veel vertrou wen inboezemdeis vooral uit de laatste der toegestane voor deelen op te makenwant door de Staten was bepaalddat uit de verleende bijdragen onder andere werken ook een mlaagdijk moest worden opgeworpen Zooals wij evenwel in de beschrijving der polders van Poortvliet hebben gezien kwam 1) Archief der polders vau Tholen. 2) Ibid. 3) Ibid. 4) Ibid van Poortvliet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 322