302
hier gevoerdheeft alzoo geene diepe sporen achter gelaten
en zelfs de wielendie oude zigtbare kenteekenen van vroegere
doorbraken zijn verdwenen of door het verlagen van den daar
langs gelegen grond onzigtbaar geraakt.
Ook het inwendige van den ouden polder is in den loop dei-
eeuwen niet beduidend gewijzigd. Wel zien wij daarin geene
molens meer het polderwater opnaaien wel zijn de twee dorpen
daarin eertijds gebouwdzoo goed als verdwenenen de groote
kreken in watergangen of kronkelende wegen veranderddoch
aan den ouden vorm der verkaveling is weinig of niels geschied
en de wegen komen bij regenachtig weder ook thans nog als
ondiepe geulen of vlieten voor.
Ten opzigte van den toestand der waterkeeringen hebben
daarentegen grooter veranderingen plaats gehadWerd toch de
polder eertijds langs de Ooster-Schelde beschut door eenen dijk
van zeer geringe afmetingen en was deze bovendien begrensd
door een hoog voorstrandwaardoor kunstwerken overbodig
waren tegenwoordig zijn die hooge voorgronden geheel ver
dwenenen treffen wij langs den breeden stroom een 2550 meter
langesterke waterkeering aan van gemiddeld 5 meter boven
A. P.en die overal door rijs- en steen werk is verdedigd.
Aldus met het dijkwezen gekomen zijnde tot op onzen tijd
zoo kunnen wij thans overgaan tot de beschrijving van de uit
watering en de grootte der dijkage. Wat het eerstede uit
watering betreft, het is zeker, dat de polder oudtijds toen nog
geene aandijkingen aan deu noordkant bestondenzijn binnen
water door eene zeesluis heeft afgevoerd. Ook was dit in
latere tijden het geval, daar het eerst in de 16e en 17e
eeuw in gebruik is gekomenom achterpolders op voorpoiders
te doen loozen. De oude zeesluis lag waarschijnlijk in den
dijk langs de Ooster-Schelde wijl in oude stukken betrekking
hebbende op 's polders karreveidensteeds op eenen ouden
watergang en eene //oude comme" gewezen wordt. De polder
werd bovendien door watermolens bemalen welke in de 18e