303 eeuw aan de Grafelijkheid toebehoorden. Één daarvan stond hoogstwaarschijnlijk in den daarnaar genoemden Molenhoek en de andere werd welligt op of in de nabijheid van den vliedberg aangetroffendoch wanneer ze zijn geslooptof in korenmo lens veranderd daarvan is evenmin iets gebleken als van de demping der oude zeesluis. Het is niet bekend of in vroegeren tijd de suatie te wenschen overliet; wel vernemen wij, dat in 1670 een belangrijke aanleg van nieuwe waterwegen zoo hier als in de andere polders van het waterschap plaats greep in de kosten waarvan Schakerloo voor een bedrag van 438 Vlaamsch betrokken was. Ook werd te voren zeer geklaagd over de te hooge ligging der sluisdie bij de graving der nieuwe watergangen daarom werd vernieuwd. Met het oog op deze omstandigheden en in aan merking nemende de zeer lage ligging der ingedijkte landen is het hoogstwaarschijnlijk dat de waterlossing vóór de boven omschreven verbeteringen in de afvoermiddelen waren tot stand gekomenmaar gebrekkig is geweest. Thans echter is de suatie des polders meer voldoendeen een der duikerswaarmede die plaats heeft, ligt in den ouden dijk, in de nabijheid van den -Dollemansweg. In de grootte van den polder is, wij hebben het reeds op gemerkt, in den loop der eeuwen niet veel veranderd. Wel zijn natuurlijk in latere tijden eenige gronden in kreken en in moerassige streken aangewonnen en aan de schotbare grootte toegevoegd, doch buitendijkingenwaardoor ingrijpende veran deringen ontstaan, hebben nooit plaats gehad Tegenover die aanwinsten stonden echter eenige verminderingen van opper vlakte tengevolge van beroovingen voor liet onderhoud en 't herstel van den dijk. Ten allen tijde bleef de polder beneden de 1200 schotbare gemeten groot; in 1641 besloeg hij eeue oppervlakte van 1181^ gemetdoch zekerlijk met inbegrip der vroonlanden. In 1670 worden slechts 1133 gemeten 162 roeden schotbare gronden

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 327