309 is evenwel niet op te makenof de ramp aan de zijde van Schakerloo, dan wel aan den kant van dezen polder was ont staan Danhoe dit zijzeker is hetdat beide polders in de alstoen veroorzaakte overstrooming hebben gedeelddoordien de oostelijke binnendijk van Schakerloo destijds niet meer ge schikt was het water te keerenwanneer dit van den kant der Schelde of van de zijde der Eendragt naar binnen drong. En ook dit is zekerdat de doorbraken door deze wateren moeten zijn veroorzaaktwant de beide polders hadden te dien tijde daar langs hunne zeedijken en in de binnendijken zijn geene blijken van afsluitingen van dijkbreuken na de vorming der voorpolders ontstaan voorhanden. Welke uitwerkselen de vloed van 1509 voor deze dijkage heeft gehad, is niet bekend; niets vinden wij daaromtrent vermeld. Ook nopens de door den geweldigen stormvloed van 1511 aan- gerigte schade hebben wij geene bepaalde berigten alleen blijkt uit een charter van Maximii.Iaan dat daardoor een gedeelte der stadsmuren werd omver geworpen en dat de vesten waren digt gespoeld, tengevolge van welk een en ander zeker veel water over den ten deele bebouwden dijk naar binnen zal zijn gestroomd 1). Door de vloeden van L530 en 1532 waren telkenmale de zwakke dijken der voorpolders Deurloo en Broodeloos bezweken; en daar de binnendijk tegenover deze kleiuere dijkages zeer was vervallen scheurde het water dien in beide gevallen van een waardoor ook deze polder jammerlijk kwam te overstroomen Groot was de nood door deze vloeden veroorzaakt; hier waren het woningen daar wel gevulde korenschuren, die door het water waren omver gesleurdterwijl veel van het alom naar redding zoekende vee in den vloed was verdronken. Ook de gronden hadden door die twee zoo kort op elkander ge volgde overstroomingen veel geledenhet te velde staande gezaai was daardoor telkenmale bedorven en door al deze l) Charterboek van Tholenpag. 146.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 333