310
treurige omstandigheden greep eene algemeene verarmoeding
plaats. Reigersbergdie anders de uitwerkselen van deze
vloeden breedvoerig beschrijftberigt ons aangaande deze streek
slechts, dat het //land van ter Tholen overvloeide;" de bijzon
derheden hier medegedeeldzijn alzoo aan andere bronnen
ontleend
Ook in 1551 was het zeewater van denzelfden kant tot in
dezen polder voortgezweepten één jaar daarna had eene ge
deeltelijke overvloeijingdoor eene ontstane doorbraak in den
dijk van Schakerloo plaats. Bijna dezelfde tooneelen, als bij
de vorige onheilenhadden plaats hetgeen eene schier gelijke
verslagenheid veroorzaakte 2).
Eindelijk kwam de zoo geduchte Allerheiligenvloed van 1570
en ook deze bleef hier geenszins zonder uitwerking. 13e zee
dijken der polders Deurloo eu Broodeloos braken daardoor
andermaal door, en, even als vroeger, baande het water, niet
door eenen hoog genoeg gelegen binnendijk gestuitzich eenen
weg tot deze dijkage.
Reeds viermaal was de polder alzoo uithoofde van eenen on
voldoenden toestand eens binnendijks overstroomd doch als nu
bragt het geleden onheil te weeg, dat deze grootelijks verval
len waterkeering werd verhoogd en verzwaard. Ongetwijfeld
was de schade door deze overvloeijingenzoo aan dezen als
aan den Schakerloopoldertoegebragtschier oneindig groot in
vergelijk met de kosten die voor eene tijdige verbetering van
den dijk zouden zijn noodig geweest. Enniettegenstaande het
reeds in 15-30 op zoo gevoelige wijze was ondervonden, wat
het zegt, niet voldoende tegenover zwakke aan zee gelegen
polders beveiligd te zijnwas die verhooging en verzwaring
toch uitgebleven tot op dezen tijd. Maar wij willen in ons
1) Boxhorn, Kronijk van Zeeland, deel 11 fol, 428 ea 433 en Charterboek
van Tkolen fol. 377.
2) Charterboek vau Tholen fol. 377 en Nehalennia of Zeemvsch jaarhoekje
van 1850, [mg. 107.