313
De Staten verleenden in 1675 wel groote voordeelen aan
den rampspoedigen polderdoch met deze was de algemeene
verarmoedingdie van deze gebeurtenis het gevolg was niet
geleenigd. De oogst van 1671 was door het zeewater in de
schuren bedorven en in het daarop volgende jaar kon niets tot
teling van vruchten worden verrigtbij dit alles was de polder
zoozeer van zijne vruchtbaarheid beroofd dat het uitzigt ook
voor de toekomst donker was. Ten opzigte van het laatste,
de gesteldheid van den grondkan men zich het best een
denkbeeld vormen wanneer men nagaatdat bij de sluiting van
den dijk in 1672 veel water was binnengepolderd en dat de sluis
in het voorjaar van 1674 nog niet eens was voltooid! Zoo
slecht stond het met 's polders toestand geschapen dat 't werk
volk niet op den bepaalden tijd betaaldvaak tot geweld
dadigheden overgingen het bestuur 't besluit moest nemen
om geene nieuwe uitvoeringen meerhoe noodzakelijk ook
te doen, wanneer niet de fondsen daartoe vooraf beschikbaar
waren gesteld. Men nam ook het besluit de betaling der Sta-
ten-lasten uit te stellen tot in 't volgende jaaren tevens om
te verzoeken van de betaling te worden verschoond iets wat
in 1675 aan de eigenaren van de ondergevloeide gronden werd
toegestaan. Uit de toen tevens verleende voordeelen is onder
andere de inlaagdijk in het midden van dezen polder opgewor
pen een werkdat evenwel hoofdzakelijk moest strekken tot
bescherming van Poortvlietvoor het geval de Tholensehe pol
ders nogmaals kwamen te overstroomen 1).
Ook deze ramphoe groot in omvangkwam men dus te
boven; doch zij liet, zooals te begrijpen is, jaren lang diepe
sporen van geleden schade achter. Wel warenzooals wij op
merkten de ingelanden door de Staten in het bijzonder te
gemoet gekomenmaar geheeld waren de geleden verliezen
daardoor niet. De verleende hulp was evenwel zeer op prijs
gestelden te regtwant daarmede was in de eerste plaats
Zie pag. 61 en 62 van deze beschrijving.