328 der werd beschermd. De aan zee gelegen bedijking daarente gen omvatte eene veel te geringe oppervlakte schotbaar land oin met de daarvan te heffen lastenin het onderhoud harer waterkeering te voorzien weshalve wel beschouwdvoor den polder Deuiioo alzoo slechts keuze bestond, tusschen het helpen dragen der onderhoudskosten van den voorgelegen dijk en het opmaken van den vervallen binnendijkmet de onteigening van den daarvoor beuoocligden grond. Tegenover Vrouw-Belija- polder was de toestand anderswant deze kleine bedijking was door eene voldoende waterkeering van Razernij gescheiden. Maar al was de nieuwe polder niet meer met het geheele of gedeeltelijke onderhoud van de waterkeering der voorliggende dijkage bezwaard zijne eigene zeeweringen langs de Eendragt vorderden weder spoedig belangrijke uitgavenen met de eigen inkomsten des polders zou de dijk niet te behouden zijn ge weest, waarom van tijd tot tijd aanzienlijke bijdragen van wege de Staten werden verstrekt. Eu niettegenstaande de ondersteu ningen van hoogerhaudmoesten menigmaal leeningen worden gesloten om de noodzakelijkste werken te bekostigen. Vooral was dit het geval op het eind der vorige eeuw, toen, zoo tot verzwaring van den dijkals tot vernieuwing der bestaande zee werken groote uitgaven moesten plaats hebben. Door den stormvloed van 14 op 15 Januarij 1808 brak de dijk wederom op vijf onderscheidene plaatsen door namelijk bij de dijkpaden 4, 5, 13, 19 en 21, waarvan het gevolg was, dat het landgrootendeels bezaaid en met meekrap beplantter diepte van 12 voet of bijna 3,60 meter onder het water werd bedolven; ook de polders Razernij en Vrouw-Belija vloeiden tot gelijke hoogte onderzoodat door dit onheil ook daar het ge- zaai verloren ging. De in den dijk gevallen openingen hadden eene gezamenlijke lengte van 35J ltijnlandsche roede, bij eene diepte van 12 tot 21 voet beneden de kruin van den dijk. De sluiting dezer ontstane openingen vorderde eene uitgaaf van f 2640,20die bij het reeds geleden nadeelgrootendeels uit omslagen over de ondergevloeide gronden moest worden gekweten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 352