Broodeloospolder. Kort na de voorgaande indijking ont stond langs den oostelijken en zuidelijken zeedijk daarvan een belangrijke aanwas, waardoor de uitgebreide slijken in 1373 nog niet tot inpoldering geschiktreeds in den aanvang der 15e eeuw tot vruchtbare schorren waren opgewassen. Deze daar aangeslijkte gronden strekten zich nog altijd hoofdzakelijk in oostelijke rigting uit tot aan de rivier de Eendragtdie destijds ter plaatse van den dijk van den Auvergnepolder werd aangetroffen. Zij waren alzoo aan den oost- en noordkant door dezen stroom en ten zuiden door de Ooster-Schelde bespoeld doch thans liggen zij geheel van het eiland gescheidenwijl de Eendragt zich later heeft verplaatst. 332 ders onder Tholen. Ook later was dit het geval en bij den verkoop vau het herdijkte Deurloo in 1686 was bepaald dat de waterstaatsbelangen aan dat bestuur zouden blijven toever trouwd. Eindelijk, toen de dijkage niet meer zonder bepaalde bijdragen in haar onderhoud kon voorzienverkreeg zij een eigen bestuur, waardoor de eenige band, waarmede zij aan de overige polders was gehechtverviel. Laterals calamiteuse polder aangemerkt, is zij ook tegelijk onder het toezigt van 's Rijks-waterstaat gesteld; doch sinds 1872, het jaar waarin zij weder vrij werdneemt haar afzonderlijk bestuurhetwelk uit een1 dijkgraaf en twee gezworenen bestaathare belangen waar. De schorrenwaaruit de Broodeloospolder is gevormdzijn op 8 Januarij 1403 door graaf Ai.beecht van Beijeeen uitge geven aan Bette Claeszoon en Huge Lauwensoen Reijnouts tot dijcken tot een coerenlande." Zij werden alstoen gezegd te liggen //an die zuidtzijde van den poire van Dorloo-Een- //drecht OostofVoechtsoert zuytof; die Schelt westoff, eude die poire van Dorloo noort off',1' houdende de graaf alleen aan zich de tiende van het te bedijkeu land en het ambacht J). Ongetwijfeld heeft de inpoldering kort na deze l) Ermerins Beschrijving van Tholenpag. 87.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 356