333 uitgifte plaats gevonden, want in 14<39 bestonden tegen den daaruit gevormden polder reeds weder uitgebreide aanwassen 1). Hoe of op welke wijze de indijking heeft plaats gegrepen daarvan is niets gebleken slechts vernemen wij dat de daar voor gelegde dijk, die omtrent 80Ü Blooische roeden lang was op beide einden aan den dijk van den Deurloopolder sloot, en dat daarmede 163 gemeten lands aan de zee werd onttrokken. Er is overigens zeer weinig van de geschiedenis van dezen niet meer bestaanden polder bekend. Nogthans verneemt mendat zijn dijk door de geweldige stormvloeden van 1530 en 1532 is gebroken en dat het zoute water alstoen telkens zijne ak kers weken achtereen bedekte 2). Ook in 1551 brak hij in en er ontstond zoo aan den dijk als aan de landen omvang rijke schade. Hierop volgde de Allerheiligenvloed van 1570 waarvan allerwegen nog zoo vele merkteekenen voorhanden zijn en die dezen polder voor altijd deed verloren gaan. Het wa ter dat één voet hooger liepdan bij het stormgetij van 1530 had de dijken dermate beschadigd, dat ingelanden niet meer tot, herbedijking te bewegen waren. Wel werd door Eiltps II in eene ordonnantie van 2 December van hetzelfde jaar bepaalddat ook de vroonlanden in de kosten der be- versching moesten dragen wel werd gezegddat wanneer de herbedijking niet binnen vier maanden plaats greep die alsdan voor rekening der gezamenlijke grondeigenaren der binnenpol- ders kon geschiedendoch alles vruchteloosde polder bleef //drijven" tot op den huidigeu dag, en thans weet men ter naauwernood zijne door water en slijken ingenomen plaats aan de overzijde der vaargeul aan te wijzen. Het verloren gaan van deze bedijking heeft voor de achter gelegen polders veel nadeel teweeggebragtwant zooals wij elders hebben opgemerktkreeg de Eendracht daardoor gelegenheid zich te verplaatsen hetgeen later vooral voor Deurloo en Al- Ermeuins, Beschrijving van Tholenpag. 40. 2) Charterboek van Tholen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 357