338 dat Lode wijk van Blois de helft er van met hetgene daartoe behoorde overdroeg aan Hendrik Jans van Colen het werd toen gezegd gelegen te zijn aan den Vijftienhonderdgemeten- polder bij Sint-Joos Het is duidelijkdat eene zoo smalle strook grondskort langs den oever van de Eendragt bedijkt, bij de minste ver plaatsing of verbreeding van dien stroom ook terstond de na- deelige gevolgen daarvan moet hebben ondervonden. Juist eene zoodanige verplaatsing of verbreeding der rivier greep na de inpoldering plaatsen, schoon daardoor nu wel geene dijk- vallen ontstondenwas deze omstandigheid toch reeds vroeg tijdig oorzaak van eene verdediging van den dijk. Ook bij eenige verheffing der zee was 's polders ligging onmiddellijk langs den stroom inzonderheid nadeeligen niet zelden vloeide liet water over zijnen niet zeer zwaren dijk. Welke uitwerkselen echter de stormvloeden van de 15e of 16e eeuw voor dit poldertje hebben gehadkunnen wij bij gemis aan bescheiden, niet zeggen; slechts omtrent de door de vloeden van 1671 en 1682 aangerigte schade verkeert men minder in het onzekere. Door beide brak de kleine polder in. Na de overstrooming van 1671 werd de zeedijk belangrijk verhoogdwaardoor het gevaar voor eene herhaling van derge lijk onheil merkelijk was geweken. Maar ook deze polder was afhankelijk van den achterliggen denen de laatst gemelde ramp, van 1682, was niet van den zeekantmaar van de zijde van den Vijftienhonderdgemeten-polderdoor het breken van den binnendijk, veroorzaakt. Ook hier was de toestand van eigenaren te dien tijde bekla genswaardig want aan buitengewone uitgaven moest bij de laatste overstroomingen f 717 of nagenoeg f 34 per gemet worden besteedterwijl het landdat door het zoute water grootendeels van zijne vruchtbaarheid was beroofdin pacht ter Ermekins Beschrijving van Tholenpag. 40. De overdragt had plaats op 80 Julij 1455.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 362