339 naauwernood 4 6 gulden per gemet had kunnen gelden x). Heeft het verloren gaan van den Broodeloospolder en 't ver smallen van Deurloowaarop eene geheele verplaatsing dei- rivier de Eendragt is gevolgd, op deze dijkage niet gunstig gewerkt; ook de afdamming van het n Lange "Waterin 1692, was voor haar bestaan geenszins voordeelig; daar, vooral door de laatste gebeurtenisde aan deze zijde open gebleven stroom spoedig in vermogen toenam In 1720 liep de polder tenge volge eener dijkbreuk op het zuidelijke eind, in; en zoo ge vaarlijk was de gesteldheid der ontstane wieldat zij niet meer werd afgesloten. Herbedijking zou ook niet meer mogelijk zijn geweest, dan met opoffering van een belangrijk gedeelte gronddaar ter plaatse van de doorbraakde stroom reeds tot onder den teen des dijks was doorgedrongen. Eene af snijding op eene zoo beperkte grootte ging mede niet aan en deze omstandighedengevoegd bij de meer en meer gevaar lijke ligging des dijks, waren oorzaak, waarom tot de verla ting des polders besloten werd s). Het is niet gebleken of het Altekiein door eene zeesluis op de Eendragt, dan wel door eenen binnenduiker op den Yijftienhonderdgemeten-polder zijn landwater heeft afgevoerd. In het polderarchief komt daaromtrent niets voor; wijl zijne waterstaatsbelangen buiten het bestuur omdoor eigenaren wer den beheerd. Zijne grootte bedroeg in 1675 nog ruim 21 ge meten; doch bij het verloren gaan in 1720 besloeg de schot- bare oppervlakte maar 19 gemeten 148 roeden 3). Een groot gedeelte dezer gronden is in de bestaande gor- sen bewaard gebleven. Zij worden nog altijd naar den ver ongelukten polder genoemd, en tegenwoordig beschouwt men Archief der vrije polders van ïliolen. Verslag van den polder in het archief. Archief der vrije polders van Tholen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 363