341 verkocht, wordt deze bedijking niet met den naam van Dalem polder, maar met dien van polder achter Dalem bestempeld De dijkage heeft sinds haar ontstaan geene verandering in vorm ondergaaneen bewijsdat hier geen groote strijd met de wateren is gevoerd. Het land met zijne opgeworpen dijken ligt derhalve nog altijd daar, zooals het over eeuwen is bedijktalleen is een gering gedeelte er van afgezonderd tot uitbreiding der stad, en voor den aanleg der wallen. Maar heeft de stroom aan den polder nooit noemenswaardig nadeel veroorzaakt, en heeft de golfslag dien ook nimmer zwaar aan getast van rampen bleef hij daarom niet geheel verschoond. Hier het verloop van binnendijken en daar een te lage toe stand der zeedijken, was oorzaak, dat somtijds ook hier nog overstrooming heeft plaats gevonden. Vooral leed de pol der last van de stormvloeden van 1330, 1532, 1551 en 1570, toen het zeewater, van over de achter gelegen gronden naar binnen gedrongentot over deze landen henenvloeide. Ook had overstrooming plaats door den vloed van 1671, toen eene zoo groote doorbraak in den zeedijk bij n de Kommesluis was ontstaan. Maar door den vloed van 26 Januarij 1682 brak 's polders eigen dijktegenover den polder Slabbecoorn door, tengevolge waarvan zoowel aan de waterkeeringals aan zijnen bodem, eene aanzienlijke schade werd toegebragt 3). De ingelanden waren in 1645 ook genoodzaakt met drie gulden per gemet bij te dragen in de kosten van de herbe dijking der watering van Scherpenisse en Westkerke. Zij wa ren daartoe wel niet terstond bereid en hadden zelfs enkelen uit hun midden naar Middelburg n gedeputeerdten einde in trekking van het deswege genomen besluit te bewerkendoch te vergeefs, zoodat ten laatste ook hier in de betaling dier bijdrage werd berust 3). 1) Ermerins Beschrijving van Tholen 3) Archief der polders van Tholen. 3) Ibid,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 365