344
kreken of vlieten schijnen spoedig na de bedijking te zijn
digt gesiijkt; want in de voorliggende of kort daarna inge
polderde gronden wordt zeer weinig van die verlandde wateren
bespeurd. Ook de binnendijken hadden hier steeds een zee-
werend profil, weshalve deze polder doorgaans van overstrooming
bleef bevrijd. Zelfs bij den vloed van. 26 Januarij 1682.
die eene hoogte van 12 voet of van ruim 3,60 meter in den
achtergelegen polder bereikte, vloeide slechts bij de overwegen
eenig water naar binnen de slooten werden daardoor niet eens
gevuld, en van overstrooming was derhalve ook toen geene
sprake.
Gewigtige verdedigingswerken zijn waarschijnlijk nooit noodza
kelijk geweesthoogstens kan de dijkzoolang deze aan den
aanval der Ileidenzee lag blootgesteldjaarlijks bekramd zijn
geweest, en vandaar, dat niets nopens het dijkwezen kan wor
den medegedeeld.
Ook ten opzigte der uitwatering is weinig bekend. Het is
evenwel geblekendat de polder ten allen tijde zijn hemel
water heeft afgevoerd op den achtergelegenendoor eenen stee-
nen duiker bij '/Watervliet." Aanvankelijk is daarvoor bijge
dragen met een derde van 't geschotdat voor het onderhoud
van zee- en waterwerken in den Vijftienhonderdgemeten-polder
werd omgeslagen; doch in 1688 is de zaak der uitwate
ring nader geregeldmet vaststelling eener daarvoor jaarlijks
uit te keeren bijdrage van 8 stuivers per gemet" 1). Sedert
deze nieuwe regeling bleef //het Nieuwland" echter met het
onderhoud zijner eigene waterleidingen, buizen en duikers be
last. Thans wordt jaarlijks f 102,54 voor den afvoer van
het hemelwater uitgekeerdeen bedragdat kennelijk op de
in 1688 bepaalde bijdrage en de toenmalige grootte des polders,
is gegrond.
Archief der polders van Tholen.