Pnitpolder. Tegen het Nieuwland en den Peukepolder is
de Puitpolder aangewonnen uit gorsenwelke langs den uitloop
der in de achtergelegen dijkage nog aanwezige kreek en langs
den destijds bestaanden oever van het opslijkende Vosmeer zijn
aangewassen. Het waren de laatste gronden die als een onder
deel van het waterschap zijn bedijkt; want de volgende aan
winsten tegen deze bedijkingen leverden nieuwe en van deze
polders gescheiden dijkages op.
346
tie binnendijken steeds een zeewerend profil, tengevolge van
welke goede insluiting de dijkage ten allen tijde van overstroo
ming bleef verschoond.
Ten opzigte der verdediging geldtwat te dien aanzien van
den vorigen polder is opgemerkt; ja, waarschijnlijk is zelfs zijne
waterkeering niet eenmaal verzwaardmaar ligt zij nog altijd
daar, zooals zij tegen het eind der 14e eeuw is opgeworpen.
Alleen zal hare hoogte, zoo door verstuiving, als door verzak
king, beduidend zijn verminderd.
Dit poldertje sueert op het Nieuwland en zoo vervolgens
op den Vijftienhonderdgemeten-polder. Ook hier werd daarvoor
eertijds met een derde van 't geschotdat voor zee- en water
werken in den laatstgenoemden polder werd omgeslagenbij
gedragen. In 1688 kwam eene andere regeling tot stand.
Voortaan moest voor den afvoer van het landwater slechts
n 8 stuivers per gemetworden opgebragtdoch de polder
bleef daarna met het onderhoud zijner eigene uitwateringswerken
belast. Thans wordt voor de ontvangst van het water ƒ87,65
uitgekeerd, overeenkomende met hetgene vroeger naar den maat
staf van 0,40 per gemet is betaald.
De grootte van deze bedijking, in 1641 maar 218 gemeten
294 roeden bedragende, bevat thans 84,2430 hectaren scliotbaar
land; deze oppervlakte bestaat uit ligte klei en bij een bezit
of eigendom van 3,9240 hectaren is men daarvan ingeland.