347 "Wanneer en door wieu deze niet uitgebreide polder is inge dijkt, is mede niet gebleken; bet is evenwel zeker, dat hij vóór het ontstaan van den Oud-Yossemeerpolder, en mitsdien op bet eind der 14e of in 't begin der 15° eeuw moet zijn gevormd. Het eenige, wat wij uit de tijden van zijn eerste be staan vernemen, is, dat hertog Albkecht van Beheren daarin de tienden bezat, welke hij in 1415 aan //Jan den bastaard van Br.ois", verkocht 1). De bedijking is uitgevoerd door het opwerken eener water- keering van 1550 meter lang; hij vangt aan den dijk van het Nieuwland aan en sluit op 't andere eind juist bij de vroe gere afdamming van eenen in noordelijke rigting gestroomd hebbenden tak der Ee, aan den dijk van den polder Peuke aan- Geene waterkeering is welligt zoo kort door de zee be- loopen geweestals deze waarom in zijn buitenvlak ook niet het minste verloop wordt opgemerkt. Endaar tevens de binnendijk steeds een voldoend profil bezat, leden de daarmede ingesloten gronden nooit eenigen last van de overstroomingen waardoor de andere deelen van het waterschap werden geteis terd. De Puitpolder loost zijn water uit op den Peukepolder door eenen steenen duiker in den binnendijk. Ook hier werd daarvoor bestendiglijk met een derde van 't geschot, dat in den Vijftien- honderdgemeten-polder voor dijkwezen en afwatering werd om geslagen, bijgedragen, In 1688 is echter bepaald, dat voor taan slechts //8 stuivers per gemet" voor den afvoer van het water zou worden uitgekeerd, en dat bij deze vergoeding de polder verder in het onderhoud zijner eigene middelen van suatie zou hebben te voorzien. Thans bedraagt hetgeen tot instand houding der waterkeerende sluis wordt bijgedragen 41,43s, eene som, die gegrond is op eene berekening van f 0,40 per gemet over de vroegere grootte des polders. Ermebins 'Beschrijving van Tholen pag. 38.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 371