Oud-Strxjenpolder. Bij eene aandachtige beschouwing van den Oud-Strijenpolder valt terstond in het oog, dat hij geheel in eenen voormaligen stroom is aangewonnen. Aan beide zij den toch langs de voormalige zeedijken van de polders Schakerloo en Poortvliet ligt zijn bodem hoog, doch daalt naar het mid den de plaats waar de stroom het langst bleef bestaanlang zaam af, en vormt als het ware eene ondiepe of vlakke geul. En is deze helling des polders aan beide zijden in het oogval lend, ook eene eindelingsche klimming van den grond naar den kant van den geslechten Zaaidijk wordt opgemerkt. De opper vlakte des polders is dus vrij ongelijken deze golvende ge steldheid is het gevolg van de eigenaardige ligging der onder scheidene deelen vóór de bedijking. Langs de voormalige stran den van Schakerloo en Poortvliet, waar de niet dikke kleilaag op eene zware zandbedding rustbestaat het land kennelijk uit ingedijkt gors, hetwelk reeds lang vóór de sluiting van den stroom in rijpen of begroeiden staat aanwezig wasin het mid den, waar de veen tot aan de daarop nedergelegde kleilaag reikt, zijn daarentegen ter naauwernood begroeide slijken inge polderd terwijl op het noordelijke eindwaar het kleigehalte het grootst is, de schorren door den aanstoot van het getij bij hunne ontginning tot ver boven het gewone peil van het alstoen gemiddelde hoogwater waren opgewassen. 348 Wat de ingedijkte oppervlakte betreft, deze heeft in den loop der tijden geene verandering ondergaan. In 1641 bleek zij 103 gemeten 155 roeden te bedragen, hetgeen nagenoeg met de tegen woordige grootte, die 39,6180 hectaren uitmaakt, overeen komt. De polder bestaat uit ligte kleien behoort den heer P. Daane van Stapei.eburgemeester van Poortvliet, toe. Het vaarwaterwaarin deze polder is aangewonnenwerd van oudsher de Striene of Struone genoemden de dijkage ontleende daaraan zijnen naam. Met den naam van Oud-Strijeu kan zij echter eerst na de vorming van den voorpolder, die den naam van Nieuw-Strijen verkreeg, zijn aangeduid.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 372